| |
De Hoyer-voorouders van mijn kleinzoon Jim
laatste
wijziging maandag 27 juli 2020
De Hoyer-voorouders van mijn kleinzoon Jim Hoyer, die allemaal op Curaçao wonen/woonden, heb
ik proberen
te ordenen. Dat is een ingewikkelde zaak omdat veel kinderen eerst hun moeders
naam dragen en meestal pas kort voor hun huwelijk door de vader erkend/geëcht
worden. Hoe echt echt is, is dan niet echt zeker! De parenteel laat zien wat tot
nu toe achterhaald is. Onderstaand een samenvatting van deze gegevens en
artikelen die ik op internet kon vinden over de familie Hoyer en landhuis Weitje.
De getallen die tussen [ ] staan verwijzen naar de plaats van de plantages
op
deze kaart van Curaçao
uit 1836.
De goudsmit Gothelp Israel Hooijer
(1731-1809) uit het plaatsje Bonitz bij
Meissen in Saksen (D), arriveert in januari
1753 op Curaçao en trouwt daar omstreeks 1760 met de Curaçaose
Anna Clasina van Gorcum
(1740-1793). Uit dit huwelijk worden 10
kinderen
geboren. Van 5 februari 1790 tot 10 april 1801is hij eigenaar van de
plantages "Grote Berg"[32] en "Harmonie a Ramel Josa". Daarna
wordt zijn oudste zoon Johannes Jacob
Hoyer
(1767-1817) de
nieuwe eigenaar die in 1798 getrouwd is met
Maria Raven. Enkele maanden voor zijn
huwelijk koopt hij "Tuintje Bethlehem". Drie jaar na het overlijden
van Johannes gaat het eigendomsrecht van Grote Berg en Harmoni over naar
de broers van zijn vrouw: Cornelis
en Johannes
Rz Raven.
Het eiland Curaçao kende geen grote plantages zoals in bijvoorbeeld
Suriname, daarom spreekt men vaak van ‘plantages en tuinen’. Op de circa
honderd plantages werden nauwelijks exportproducten verbouwd, maar vooral
voedsel voor het eiland zelf. Naast het vee dat men hield voor het vlees
en zuivelproducten leefde ze van de zogeheten ‘kleine maïs’, eigenlijk
gierst. Op Curaçao werd daarnaast nog zout gewonnen
Zijn zoon
Michael Godfried Hoyer
(1771-1845)
trouwt omstreeks 1795 met
Geertruida Craneveldt
(1772-1847). Hij is kennelijk
een vermogend man, want
hij koopt in 1814 de plantages "Haneberg
en Hoenderberg",
"Cas Candi"
en "Katoentuin"
en heeft daar minstens 20 slaven werken. In 1822 verkoopt hij "Haneberg en
Hoenderberg" weer. Hij laat zijn gemachtigden, o.a. zijn zoon
Willem Craneveldt Hoyer
(1797-1851), de plantage
"Zorgvlied"
[29],
met de
daarbij behorende 43
slaven, in mei
1829
verkopen.
De
advertentie rechts laat dat zien.
Deze
Willem heeft kennelijk voldoende middelen om op 12 juli 1814 de
plantage "Kasa Grandi a Nijdrust" [99] te kopen. In 1821 verkoopt hij
hem weer en koopt dan de plantage "Koraal Tabak" [110] waar 24 slaven
werken. Op 3 oktober 1832 verkoopt hij ook die plantage inclusief de daar
werkende slaven (advertentie links). Enkele jaren later, op 7 februari 1842, verkoopt
hij twee stukjes grond alsmede enkele slaven.
Christoffel Godlieb
Friederich Hoyer (1776-1852)
is de op één na jongste
zoon van Gothelp Israël Hooijer. Hij trouwt op 13 oktober 1799 met
Wilhelmina Somer Raven, geboren op Curaçao en
dochter van Richard Raven en Johanna Laan. Ze krijgen zeven kinderen. Op 8
november 1800 wordt de negerin Maria Martina door hem als slavin
vrijgekocht voor 350 pesos. Hij koopt op 17 juni 1803 de plantage "Rust
en Vrede" [64]van de weduwe van Jan Jacob Specht.
Hun
oudste zoon is Godhelp Israël Hoyer
(1802-1869).
Godhelp heeft, blijkens de links afgebeelde aankondiging, in october
1837
een verzoek ingediend voor Brieven van Manumissie. Zo'n brief was nodig voor de
vrijlating van een slaaf. Twintig jaar later, 31 december
1857, dient hij nog een verzoek in. Dit keer
voor slaaf Norbertus Josefus alias Romero, 18 jaar, zoon van Juana
Martina. Op 14 januari 1856 krijgt Godhelp eervol ontslag als lid van de
Regtbank.
Vader Christoffel en zijn zoon Godhelp worden in onderstaande
akte uit 1840, van de verkoop van plantage
"Klein Malpeis" [41], genoemd, alsmede twee dochters van Christoffel :
Johanna Elisabeth Hoijer
(1804-1866) en
Charlotte Hoijer (1814-1899).
Veilingsaktie
1840
,,Wij Pieter Koentze en Carel
Anton Zeppenfeldt, leden van de Regtbank der kolonie Curaçao: Bekennen
dat voor ons gecompareerde de Heer
Godhulp Israel Hoijer, (de oudste
zoon van Christoffel Godlieb)
alhier woonachtig in kwaliteit van speciale gemagtigde van den Heer
Christoph Godlieb Frederick Hoijer,
blijkens procuratie den 11 september 1839 der Koloniale secretaris
dezes eiland gepasseerd waarvan de grosse aan ons vertoond.
Te kennen gevende in zijne
overgemelde hoedanigheid den 14 October 1839 bij publieke veiling
verkocht te hebben en bij deze wettig op te dragen en kwijt te
schelden aan en ten behoeve van Mejufrouwen
Johanna Elisabeth Hoijer
en Charlotte Hoijer,
mede alhier woonachtig eene plantagie genaamd ‘Klein Malpais’ met
privilegies van schapen en geiten koeralen gelegen alhier in het
beneden kwartier, bezuiden de plantagie van de Heeren Jacob Abraham
Naar, liggende rondom in zijne ingetrankeren, met een vrije weg langs
beoosten de trankeer en ook dat de landenput die benoorden der
gemeenen weg ligt buiten blijven moet, benevens nog een canoeckje of
stuk gronde genaamd Rustplaats gelegen tussen groot Piscaderes en de
genoemde plantagie Klein Malpais, liggende rondom in zijn eigen
trankeren met een vrije patrouille weg benevens een stuk grond zijnde
getayeerd waarvan jaarlijks aan den Lande de geregtigheid van zes
pezos van achten en zes realen moet worden betaald ; Alles ingevolge
koopen opdragt-brief 3 November 1812.
Alsmede het na te melden stuk
gronde hetwelk door het Gouvernement dezer kolonie aan den genoemde
Heer C.G.F. Hoijer
is afgestaan, om hetzelfde te mogen afsluiten en met zijne plantagie
Klein Malpais in een te trekken en te vereenigen, ten einde zoo door
hem als door de genen die na hem in het bezit van genoemde plantagie
Klein Malpais mogte geraken, daarvan zoodanig gebruik te maken als van
hetzelve zou de kunnen gemaakt worden; zonder tegenzegging van iemand
hoegenaamde mits daarvoor jaarlijks aan ’s Lands kas de som van vijf
pezos van agten betalende; te weten een stuk grond,liggende in de
midden divisie, tweede district, benoorden en annex de vermelde
plantagie Klein Malpais en bezuiden de plantagie Bon-pais, door de
wandeling genaamd Soua, gesepareerd door den gemeenen weg naar de west
divisie, zijnde breed voorwaarts van het noorden naar zuiden,
driehonderd twee en dertig voeten, uitwaarts van Z.Z.O. tot N.N. W
vijfhonderd voeten; Zuidwaarts van oost tot west zes honderd vier en
zeventig voeten, en Noordwaarts van O.Z.O. tot W.N.W. negen honderd
acht en vijftig in ten rijnlande maat; alles ingevolge acte dd 1 mei
1818 , ten deze annex.
Verklarende de comparant
daarbenevens nog verkocht te hebben het gene op den annexen inventaris
gementioneerde staat te zamen voor eene som van zes honderd en vijf
gulden. Zijnde de aanslag van dit effect in de belasting op
eigendommen en bezittingen geschied, volgens koopconditie naar
aanleiding van den laatsten koopschat daarvan tijdens het in werking
komen op den 1ste Maart 1828 der wet op het stelsel van belasting, dd
15 February 1828. Worden alszo van den koopschat ten bedrage, volgens
het extract uit het vendu-boek L.Z.no. 123 van twaalf duizend gulden
voor gemelde belasting jaarlijks betaalde som van een honderd en
twintig gulden.
Cederende en transporterende de
comparant dien volgens aan de genoemde Jufrouwen Johanna Elisabeth
Hoijer en Charlotte Hoijer als het regt van eigendom het welk de
comparant voornoemde constituent
Christoph Godlieb Frederick Hoijer
voor dato van den publieken verkoop op en aan het voorz. verkocht
effect heeft gehad ingevolge de oude koop - en opdragt - brieven van
zijnde welke benevens het extract uit het vendu-boek L.Z. no. 123, aan
de grosse dezer, onder het kachet van den Griffier, zullen worden
geannexeerd zonder iets het geringste daaraan te reserveren, met
belofte van de koopster deswege tegen een ‘iegelijk’ voor alle op- en
aanspraak te zullen indemmeren, onder verband als naar regtens.
Laatstelijk bekende de comparant
ter zake van dit transport, al wel voldaan te zijn, de laatste penning
met ten eersten ter waarde van zes honderd en vijf gulden, waarvan een
gedeelte der som van twee honderd en vijf gulden in kontante gelden
van den vendu Meester dezes eilands ontvangen is, terwijl de koopsters
voor het saldo groot vier honderd gulden, een hypotheek in faveure van
het Collegie der Wees onbeheerde en desolate boedelkamer deses eilands
en gevestigde op dit verkochte effect hetwelk aan het gemelde Collegie
verbonden was - op heden hebben gepasseerd, weshalve de comparant zich
verbindt de koopsters voor alle namaning te bevrijden.
In teeken der waarheid in deze -
na dat alvorens de kwitantie van betaalde belasting is vertoond- door
ons en den Griffier ondertekend en met het groot-Zegel van de Regtbank
voormeld hieronder opgedrukt bevestigd op Curaçao den
24ste February 1840/Getekend/
P. Koentz, C.A. Zeppenfeldt/onderstond/ In kennisse van mij/ Getekend/
A. Beaujon-Griffier. Accordeertn met deselfe Origineel. De Griffier
bij de Regtbank, A. Beaujon.
|
Uit een akte van 11 september 1839 blijkt dat er van de
plantage Klein Malpais niet veel was overgebleven, inclusief Weitje en bij
een veiling werd de plantage verkocht. In een separate akte werd de
inventaris van de plantage Klein Malpais in details vermeld: Een neger
genaamd Juan Minguel, wachter van 40 jaar oud, zoon van Dominga Gustina; 5
hoornbeesten groot (koeien), 96 schapen, 19 kabrieten, 1 ezel, 1 bureau, 1
canapé, 4 tafels en 7 stoelen. Het was maar een schrale opbrengst en dat in de moeilijke
jaren van Curaçao met mislukte oogsten en de terugval van de handel. De
tussen 1836 en 1845 door gezaghebber Reinier Frederik baron van Raders
uitgewerkte plannen om de landbouw te bevorderen liepen op niets uit: ...
met het verbouwen van katoen mislukt, met sisal weg door verwaarlozing,
aloë en cochenille hetzelfde... (noot:
sisal werd gebruikt voor het maken van touw en voor alpargata’s ,
sandalen. Cochenille is een kleurstof).
Door de klimatologische omstandigheden was het plantagewezen een armzalig
bedrijf en de grondbelasting in 1828 heeft de doodslag gegeven. In 1828
telde Curaçao 362 plantages, in 1853 260 en in 1865 (na de emancipatie)
slechts 100.
De familie Hoyer heeft enkele generaties lang gewoond in
Landhuis Weitje. Weitje is een deel van de oude plantage Malpais, die
dateert uit 13 augustus 1784 toen Gerrard Striddels Malpais verkocht aan
Jan Teubner. Op een inventarislijst met de datum 10 augustus 1784 was de
naam plantagie "Klijn Malpais", gelegen in de Benedenquartier van het
Eijland’. Op de lijst stonden de namen van vier slaven: de mannen Fransje,
Tapila en Francisco en de vrouw Agatha. De veestapel bestond toen uit 205
schapen, 12 koeien, 18 kalkoenen, 2 vluchten duiven, 4 ossen, een stier, 8
ezels, 2 karren, een partij gereedschap, een partij huisraad en een
hoeveelheid schepels mais. De hoogste waarde van de inventaris was de
partij maïs van 1000 peso’s. Bij de inventaris staat de naam Adriaan Webb,
de graanhandelaar gehuwd met Jannetje Meijer. Ze woonden in Otrobanda.
Het huidige landhuis Weitje dateert rond
1820 en werd gebouwd
voor Christoffel Godfried Friederich
Hooijer en zijn vrouw Wilhemina Raven. Hooijer (later Hoyer) had
op 3 november 1812 de plantage
Klein Malpais [41]gekocht van koopman Matthias Erasmus van der Dijs voor het bedrag van ruim
9000 peso’s. De inventaris van de ‘Plantagie Klijn Malpais’ en Rust Plaats
(thans Weitje) beschrijft dat er toen 200 schapen waren, 15 koebeesten,
150 kabrieten, 8 ezels, een paard en 2 merries, 30 hoenders, 16 eenden, 25
kalkoenen. Een tamelijk grote veestapel. Verder omvatte de inventaris een
vlucht duiven, tuingereedschap, zadels, meubels enzovoorts..
Christoffel Godlieb Frederick Hoyer
(1826-1908),
oudste zoon van de eerder genoemde Godhelp
Israël Hoyer, trouwde met Theodora Römer en zij
verbleven eveneens in Weitje. Marie Hoyer
(1874-1910), een nichtje van Christoffel Godlieb
Hoyer trouwde op 6 juni 1905 met Jacob Anthon Beaujon (Anton), zoon van Jan
Hendrik Rudeloff Beaujon (oud-gezaghebber van Aruba en van Sint Maarten, lid van
het Hof van Justitie op Curaçao en ook notaris) en Louise Constance Percival.
Marie Hoyer en Anthon Beaujon hebben jarenlang gewoond in de Verenigde Staten.
Anthon was landmeter van beroep en zij hadden twee zoons Jan Hendrik Richard
Beaujon (Henry) en Anton Austin Beaujon. Henry en zijn nicht Enid Beaujon
(gehuwd met Roy Wever) waren de laatste erfgenamen van het landgoed Weitje
waardoor Weitje overging naar de familie Beaujon. Links een foto (Els
Langeveld - van Capelle) van landhuis Weitje anno 2009.
De Hooijers waren Luthers. In de ‘Bronnenpublicaties van
de Indische genealogische vereniging’ deel 13 staan de namen van de
lidmaten van de Lutherse kerk op Curaçao (1725-1825). De Lutherse kerk was
ooit een prachtig gebouw in Otrobanda ter hoogte van de Breedestraat en
het Brionplein, maar gedurende de Engelse oorlog werd het gebouw in 1804
vernield bij een bombardement. Op de lijst van de lidmaten van de Lutherse
kerk die dateert uit de jaren 1812-1816, staan diverse vooraanstaande
bewoners van Curaçao: Godhelp Israel Hooijer
, August Leberecht Statius
Muller, Willem Craneveldt Hooijer
(1797-1851), Arend Hendrik Ernst Schuler, David
Gaerste, Jurriaan Neuman, Ludwig Christoph Boyé, Sara Maria Schotborg en
Sara Maria Jutting. Willem Craneveldt Hoyer, zoon van
Michael Godfried Hoyer
(1771-1845) en
kleinzoon van Gothelp Israel Hoyer, heeft zijn familienaam uitgebreid met
de familienaam van zijn moeder Geertruida
Craneveldt (1772-1847).
B. de Gaay Fortman heeft onderzoek gedaan naar de Luthersen op
Curacao en zijn bevindingen vastgelegd in het rapport "Lutherschen op Curacao."
Daarin is ook een lijst opgenomen van Lutheranen op Curaçao die gezamenlijk
garant staan voor het traktement van een nieuwe te beroepen predikant omstreeks
1755. Ieder van hen heeft aangegeven hoeveel hij/zij zal bijdragen.
Gothelp Israel Hoyer
(1731-1809) heeft ingetekend voor 6 pesos.
In het dagblad Amigoe di Curaçao wordt de naam Hoyer vanaf 17
april 1821 regelmatig vermeld. Het betreft allereerst
Michael Godfried Hoyer (1771-1845)
in zijn hoedanigheid van administrerend lid van de Evangelisch Lutherse kerk op Curaçao.
Uit de bekendmaking, die rechts afgebeeld is, blijkt dat
Godhelp Israel Hoyer (1799-1831)
, zoon van Johannes Jacob Hoyer
(1767-1817) en kleinzoon van Gothelp Israel Hooijer
(1731-1809),
tot 1831 Lands Timmermansbaas was.
Enkele
fragmenten uit
DE OPRICHTING DER CURAÇAOSCHE SCHUTTERIJ
door
MR. B. DE GAAY FORTMAN
Bij besluit van den gouverneur van 21 Juni 1821
werden de volgende officieren bij de schutterij benoemd: tot majoor en
commandant Gabriel Striddels, tot kapitein: I. Dovale, M. de Mey Schotborgh,
Hk. Schotborgh Jz., D. Dovale, I. H. Jutting, I. Ferguson, tot eerste
luite-nant: W. Rutgers, W. Smith, M. Romer, I. A. F. Hellmundt (tevens
adjudant), I. J. Elsevier Jr. , D. de Lima, H. van der Meulen, C. A.
Zeppenfeldt , tot tweede luitenant: W. B. R. Brugman, I. F. W. Gravenhorst,
I. B. Forbes, W. Nuboer, Phs. Bosch, M. Jesurun, Ph. Lyon, tot
chirurgijn-majoor, I. Groesbeek, tot eerste luitenant-kwartiermeester W.
Prince Jr. en tot officier van kleeding en wapening met rang van eersten
luitenant L. Boyé.
In de buitendistricten van het eiland Curasao was een Zandstorm ingericht
onder bevel van C. L. van Uijtrecht als kapitein-commandant. Tot officieren
werden daarbij benoemd de districtmeesters W(illem).
Craneveldt Hoyer, M. H. Alvares Correa, P. F. Koeijers,
C(hristoffel) G(odfried) F(riederich) Hoyer, M. E. van der Dijs, L.
P. de Rochemont en I. P. Leseur, die als eerste luitenant zouden optreden,
voor zoover zij als zoodanig gediend hadden, en overigens als tweede
luitenant.
Omtrent de sterkte der beide korpsen heb ik geen gegevens gevonden uit het
jaar der oprichting, doch wel van zes maanden en anderhalf jaar later. Op 1
Januari 1822 telde de schutterij 776 onderofficieren en manschappen en 17
officieren, een jaar later 20 officieren en 850 onderofficieren en
manschappen en de landstorm 8 officieren en 579 onderofficieren en
manschappen. In de volgende jaren blijft de schutterij op omstreeks 20
officieren en 800 onderofficieren en manschappen gesteld *) en de landstorm
steeds op 8 officieren en bijna 600 onderofficieren en manschappen. Het
bedrag der contributiën aan de schutterij voor Vrijstelling van dienst was
in 1821 Pesos 3465, in 1822 Pesos 3616.
Op Zondag 12 Augustus 1821 was de
commandant Van Uytrecht met de luitenants Koeijers en Hoyer der
middeldivisie op het drilveld bij Morgenster. De commandant rangeerde de
mannen, nam hun namen op, las het reglement voor en vertaalde dit in de
landstaal. Alle onderofficieren legden den eed af, maar toen de manschappen
hiertoe aan de beurt waren, drong een oude mulat Johannes Laguna, die niet
tot de dienstdoende manschappen behoorde, in den kring, en verzette zich
tegen den eed, omdat de manschappen geen soldaten waren en geen wacht konden
doen. Eerst sloten alle mannen zich bij dat verzet aan, maar toen Laguna
verwijderd was, en nog eens zoowel reglement als eed in de landstaal
uiteengezet waren, gaf het grootste deel toe, en legden eenigen den eed af.
Anderen, van welke eenige dronken, „de meesten te dom.... om als redelijke
schepselen aangemerkt te worden", zeiden, dat het genoeg was, wanneer zij
als getrouwe burgers hun land dienden. Ten slotte gelastte de commandant
hen, die den eed niet wilden doen, uit den kring te komen, en hem hun
redenen op te geven; wie niet kwam, zou geacht worden den eed te hebben
afgelegd, En niemand kwam. Als belhamels worden genoemd de vrije negers Juan
Felix en Bernard Martis Bacsa en de vrije sambo Profani Pieters. In de
Oostdivisie had zich drie dagen te voren bij Kiridongo iets dergelijks
afgespeeld. De manschappen, zegt het rapport van Van Uytrecht,
Craneveldt Hoyer en Alvares Correa,
weigerden den eed, omdat zij het reglement niet begrepen. Het verloop was,
als boven geschetst.
|
Een gedeelte van het Overzicht uitbetalingen tegemoetkoming
afschaffing slavernij 1863.
Geschreven door Els Langenfeld
(voor de complete lijst klik
hier)
Om de administratieve afhandeling van de schadeloosstelling
aan de slaveneigenaren goed te laten verlopen, werden aan de slaveneigenaren
biljetten of borderellen uitgereikt waarop zij de (voor-)namen van de slaven,
geboortedatum of vermoedelijke leeftijd, naam van de moeder, beroep en
verblijfplaats moesten invullen. Om fraude te voorkomen moesten de slaven worden
getoond. Voor elk district werd een commissie benoemd. De verificatie vond
plaats in de week van 4 tot 11 mei 1863. Op de borderellen werd nauwkeurig
aangetekend welke slaven wel en welke niet voor de commissie waren verschenen.
De eigenaar ontving een kwitantie voor het aantal slaven dat hij volgens de
verificatiecommissie bezat.
Per slaaf werd 200 pesos uitgekeerd. De onderstaande
aantallen slaven zijn nog gering in vergelijking met die van de eigenaren M.E.
van der Dijs (261), C.M. Gaerste (112), de familie de Haseth (382), familie
Jesurun (521), familie de Lanooy (132), familie van der Meulen (192), familie
Muller (227) etc. etc.
Familienaam Voornaam
Borderelnr. Aantal slaven
Tegemoetkoming
Beaujon
Anthony
102
3
600
Hoyer
Godhelp Israel
3
11
2200
Hoyer
Johanna Elisabeth
84
17
3400
Hoyer
Johanna E. & R.Raven Gz
83
4
800
|
Willem Manuel Hoyer
(Shon Wein) (1862-1953),
achter-achterkleinzoon van Michael Godfried Hoyer
(1771-1845) , dichter, schrijver,
musicus, componist en historicus, is vooral bekend geworden om zijn
woordenlijsten en samenspraken met het Papiamentu als uitgangstaal, waarnaast
Engels, Spaans en Nederlands. Ter ere aan zijn vele verdiensten is in de wijk
Brievengat, een van de grootste en dichtstbevolkte van het eiland, een straat
naar hem vernoemd. In 1941 publiceerde
hij zijn Historia di Curacao
waarmee hij voor de in geschiedenis geïnteresseerde Papiamentstaligen een leemte
vulde. Van de Curacao Almanak
is hij van 1920-1952 redacteur geweest. Als musicus / componist had hij
grote verdiensten; zijn gitaar- en pianomethoden voor zelfstudie,
respectievelijk in 1887 en 1897 gepubliceerd, werden zeer gewaardeerd.
Werken:
| Woordenlijst en
Samenspraak (1918, (6)1950). De zevende druk geheel herzien en van enkele
aantekeningen voorzien en omgezet in de fonologische spelling door Antoine
J.Maduro verscheen in 1980; |
| Papiamentoe i su
manera di skirbi'e (1918); |
| Almanaque de Curacao
(1920-1952); |
| Historia di Curacao
(1941, 1948); |
| Vocabulario
Papiamento (1946); |
| A little guide
English-Papiamento-Netherlands (1949); |
| El Libertador Simon
Bolvar (1952); |
| El Almirante Luis
Brion (1953); |
| EI General Manuel
Piar (1953). |
| Onder redactie van
(zijn zoon)
Augustin Raimundo Hoyer;
Corsow di otro tempu (1969) met een voorwoord van dr. E.A. Martis; Kiko bo sa
di Corsow (1974). |
De jongste zoon van Willem Manuel Hoyer is
Horacio Erasmo Hoyer
(1904),
die op 4 november 1942 trouwt met Edelmira
Tomasa Martinez, is de oprichter
(10-03-1954) van Radio
Hoyer op Curaçao.
Op 21 november 1968 vierden Diarnaldo Pedro
Hoyer (1896-1973) en
Enriqueta Crispina Marquez
(1898-?), de overgrootouders van mijn
kleinzoon Jim Daniël Hoyer, hun 45 jarig
huwelijksjubileum. Rechts een familiefoto van een eerdere datum.
| Van Robert Lamping ontving ik eind december 2012 een email waarin hij
o.a. schreef : De bijzondere geschiedenis van Curaçao en Nederland heeft
gezorgd voor slaveneigenaren en slaven.
De Hoyers
waren slaveneigenaren en wel van een deel van mijn voorouders, die als
slaaf voor hen werkten. Bizar natuurlijk, maar het is nu eenmaal zo. Door jouw
publicatie van de parenteel zie ik ook de familieverhoudingen tussen de Hoyers
en de van Coevenhovens.
Willem Craneveldt Hoyer
was eigenaar van oa. plantage Koraal Tabak, een kanoekje Weltevreden, en
Rust en Vrede + Rust van Bonaire +Brakkeput Abou.
Mijn voorouders worden in het slavenregister van Curaçao gevonden op folio
382 met als slaveneigenaar
Willem Craneveldt Hoyer.
Het zijn Martha (geb. 1797, moeder Arietta) en haar drie kinderen, Lucien,
Amalia en Petronie. Zij worden in feb 1842 verkocht aan de schoonzoon Abraham
Daniël Cornelis van COEVENHOVEN, die
9-06-1836 trouwde met
Willem’s dochter
Wilhelmina Hoyer.
Twee van haar kinderen zijn blijkbaar al van hem, zo lijkt het. De drie
kinderen lijken nakomertjes (na 12 jaar). Martha en haar nakomelingen
zijn de naam Calvenhoven gaan gebruiken, een verbastering van Van Coevenhoven,
zoals gebruikelijk was op Curaçao.
|
| Els Langenfeld - van Capelle, student aan de Faculteit der Technische
Wetenschappen aan de Universiteit van de Nederlandse Antillen, schreef juni 2009
haar scriptie: Plan B, een nieuwe toekomst voor landhuis Weichi. Dat rapport
behandelt de mogelijke restauratie van het voormalige woonhuis van de
familie Hoyer op Curaçao.
Hier kunt u het rapport inzien.
Op maandag 6 september
2010 is de Peter Smits-scriptieprijs aan Els Langenfeld - van
Capelle uitgereikt voor
deze scriptie. |
| Norbert Hendrikse studeerde
economie in Tilburg en werkte als redacteur binnenland bij het Brabants
Dagblad in Den Bosch. In 1969 werd hij hoofdredacteur van de krant Amigoe op Curaçao en later directeur van de Antilliaanse Televisie
Maatschappij. Hij schreef in
2009 twee artikelen in het Antilliaans Dagblad over het Landhuis
Weitje. Op
zaterdag 24 januari
schreef hij het
volgende en op dinsdag 27 januari
schreef hij
dit.
Norbert is overleden op 27 mei 2010. |
| De getallen die tussen
[ ] staan verwijzen naar de plaats van de plantages op
deze kaart van Curaçao
uit 1836. |
| Er bestaat ook een
website
over een deel van de familie Hoyer. |
| Robert Lamping
stuurde mij 26 juli 2020 een mail: " Mijn verre voormoeder Martha
(dochter van Ariette) was een slaving van de W.C.Hoyer. Vermoedelijk was
Ariette een slavin van de van Uytrechts.
Ik
Ik heb vermoedelijk een aansluiter
voor je Hoyer pagina. Godfried Hoyer, de oudste in je lijst zou het kind zijn
van
Georg
Hoyer en Margarethe
Eck-Muller en
vandaaruit gaat het nog een paar generaties terug".
|
|