Familie Hoyer

Omhoog
Hoyer parenteel

    

 

De Hoyer-voorouders van mijn kleinzoon Jim

laatste wijziging maandag 27 juli 2020

De Hoyer-voorouders van mijn kleinzoon Jim Hoyer, die allemaal op Curaçao wonen/woonden, heb ik proberen te ordenen. Dat is een ingewikkelde zaak omdat veel kinderen eerst hun moeders naam dragen en meestal pas kort voor hun huwelijk door de vader erkend/geëcht worden. Hoe echt echt is, is dan niet echt zeker! De parenteel laat zien wat tot nu toe achterhaald is. Onderstaand een samenvatting van deze gegevens en artikelen die ik op internet kon vinden over de familie Hoyer en landhuis Weitje. De getallen die tussen [  ] staan verwijzen naar de plaats van de plantages op deze kaart van Curaçao uit 1836.

De goudsmit Gothelp Israel Hooijer (1731-1809) uit het plaatsje Bonitz bij Meissen in Saksen (D), arriveert in januari 1753 op Curaçao en trouwt daar omstreeks 1760 met de Curaçaose Anna Clasina van Gorcum (1740-1793). Uit dit huwelijk worden 10 kinderen geboren. Van 5 februari 1790 tot 10 april 1801is hij eigenaar van de plantages "Grote Berg"[32] en "Harmonie a Ramel Josa". Daarna wordt zijn oudste zoon Johannes Jacob Hoyer (1767-1817) de nieuwe eigenaar die in 1798 getrouwd is met Maria Raven. Enkele maanden voor zijn huwelijk koopt hij "Tuintje Bethlehem". Drie jaar na het overlijden van Johannes gaat het eigendomsrecht van Grote Berg en Harmoni over naar de broers van zijn vrouw: Cornelis en Johannes Rz Raven. Het eiland Curaçao kende geen grote plantages zoals in bijvoorbeeld Suriname, daarom spreekt men vaak van ‘plantages en tuinen’. Op de circa honderd plantages werden nauwelijks exportproducten verbouwd, maar vooral voedsel voor het eiland zelf. Naast het vee dat men hield voor het vlees en zuivelproducten leefde ze van de zogeheten ‘kleine maïs’, eigenlijk gierst. Op Curaçao werd daarnaast nog zout gewonnen

Zijn zoon  Michael Godfried Hoyer (1771-1845)  trouwt omstreeks 1795 met Geertruida Craneveldt (1772-1847). Hij is kennelijk een vermogend man, want hij koopt in 1814 de plantages "Haneberg en Hoenderberg", "Cas Candi" en "Katoentuin" en heeft daar minstens 20 slaven werken. In 1822 verkoopt hij "Haneberg en Hoenderberg" weer. Hij laat zijn gemachtigden, o.a. zijn zoon Willem Craneveldt Hoyer (1797-1851), de plantage "Zorgvlied" [29], met de daarbij behorende 43 slaven, in mei 1829 verkopen.  De advertentie rechts  laat dat zien.

 

Deze Willem heeft kennelijk voldoende middelen om op 12 juli 1814 de plantage "Kasa Grandi a Nijdrust" [99] te kopen. In 1821 verkoopt hij hem weer en koopt dan de plantage "Koraal Tabak" [110] waar 24 slaven werken. Op 3 oktober 1832 verkoopt hij ook die plantage inclusief de daar werkende slaven (advertentie links). Enkele jaren later, op 7 februari 1842, verkoopt hij twee stukjes grond alsmede enkele slaven.

 

Christoffel Godlieb Friederich Hoyer  (1776-1852)  is de op één na jongste zoon van Gothelp Israël Hooijer. Hij trouwt op 13 oktober 1799 met Wilhelmina Somer Raven, geboren op Curaçao en dochter van Richard Raven en Johanna Laan. Ze krijgen zeven kinderen. Op 8 november 1800 wordt de negerin Maria Martina door hem als slavin vrijgekocht voor 350 pesos. Hij koopt op 17 juni 1803 de plantage "Rust en Vrede" [64]van de weduwe van Jan Jacob Specht.

Hun oudste zoon is Godhelp Israël Hoyer  (1802-1869). Godhelp heeft, blijkens de links afgebeelde aankondiging, in october 1837 een verzoek ingediend voor Brieven van Manumissie. Zo'n brief was nodig voor de vrijlating van een slaaf.  Twintig jaar later, 31 december 1857, dient hij nog een verzoek in. Dit keer voor slaaf Norbertus Josefus alias Romero, 18 jaar, zoon van Juana Martina. Op 14 januari 1856 krijgt Godhelp eervol ontslag als lid van de Regtbank.

Vader Christoffel en zijn zoon Godhelp worden in onderstaande akte uit 1840, van de verkoop van plantage "Klein Malpeis" [41], genoemd, alsmede twee dochters van Christoffel : Johanna Elisabeth Hoijer (1804-1866) en Charlotte Hoijer (1814-1899).

 Veilingsaktie 1840

,,Wij Pieter Koentze en Carel Anton Zeppenfeldt, leden van de Regtbank der kolonie Curaçao: Bekennen dat voor ons gecompareerde de Heer Godhulp Israel Hoijer, (de oudste zoon van Christoffel Godlieb) alhier woonachtig in kwaliteit van speciale gemagtigde van den Heer Christoph Godlieb Frederick Hoijer, blijkens procuratie den 11 september 1839 der Koloniale secretaris dezes eiland gepasseerd waarvan de grosse aan ons vertoond.

Te kennen gevende in zijne overgemelde hoedanigheid den 14 October 1839 bij publieke veiling verkocht te hebben en bij deze wettig op te dragen en kwijt te schelden aan en ten behoeve van Mejufrouwen Johanna Elisabeth Hoijer en Charlotte Hoijer, mede alhier woonachtig eene plantagie genaamd ‘Klein Malpais’ met privilegies van schapen en geiten koeralen gelegen alhier in het beneden kwartier, bezuiden de plantagie van de Heeren Jacob Abraham Naar, liggende rondom in zijne ingetrankeren, met een vrije weg langs beoosten de trankeer en ook dat de landenput die benoorden der gemeenen weg ligt buiten blijven moet, benevens nog een canoeckje of stuk gronde genaamd Rustplaats gelegen tussen groot Piscaderes en de genoemde plantagie Klein Malpais, liggende rondom in zijn eigen trankeren met een vrije patrouille weg benevens een stuk grond zijnde getayeerd waarvan jaarlijks aan den Lande de geregtigheid van zes pezos van achten en zes realen moet worden betaald ; Alles ingevolge koopen opdragt-brief 3 November 1812.

Alsmede het na te melden stuk gronde hetwelk door het Gouvernement dezer kolonie aan den genoemde Heer C.G.F. Hoijer is afgestaan, om hetzelfde te mogen afsluiten en met zijne plantagie Klein Malpais in een te trekken en te vereenigen, ten einde zoo door hem als door de genen die na hem in het bezit van genoemde plantagie Klein Malpais mogte geraken, daarvan zoodanig gebruik te maken als van hetzelve zou de kunnen gemaakt worden; zonder tegenzegging van iemand hoegenaamde mits daarvoor jaarlijks aan ’s Lands kas de som van vijf pezos van agten betalende; te weten een stuk grond,liggende in de midden divisie, tweede district, benoorden en annex de vermelde plantagie Klein Malpais en bezuiden de plantagie Bon-pais, door de wandeling genaamd Soua, gesepareerd door den gemeenen weg naar de west divisie, zijnde breed voorwaarts van het noorden naar zuiden, driehonderd twee en dertig voeten, uitwaarts van Z.Z.O. tot N.N. W vijfhonderd voeten; Zuidwaarts van oost tot west zes honderd vier en zeventig voeten, en Noordwaarts van O.Z.O. tot W.N.W. negen honderd acht en vijftig in ten rijnlande maat; alles ingevolge acte dd 1 mei 1818 , ten deze annex.

Verklarende de comparant daarbenevens nog verkocht te hebben het gene op den annexen inventaris gementioneerde staat te zamen voor eene som van zes honderd en vijf gulden. Zijnde de aanslag van dit effect in de belasting op eigendommen en bezittingen geschied, volgens koopconditie naar aanleiding van den laatsten koopschat daarvan tijdens het in werking komen op den 1ste Maart 1828 der wet op het stelsel van belasting, dd 15 February 1828. Worden alszo van den koopschat ten bedrage, volgens het extract uit het vendu-boek L.Z.no. 123 van twaalf duizend gulden voor gemelde belasting jaarlijks betaalde som van een honderd en twintig gulden.

Cederende en transporterende de comparant dien volgens aan de genoemde Jufrouwen Johanna Elisabeth Hoijer en Charlotte Hoijer als het regt van eigendom het welk de comparant voornoemde constituent Christoph Godlieb Frederick Hoijer voor dato van den publieken verkoop op en aan het voorz. verkocht effect heeft gehad ingevolge de oude koop - en opdragt - brieven van zijnde welke benevens het extract uit het vendu-boek L.Z. no. 123, aan de grosse dezer, onder het kachet van den Griffier, zullen worden geannexeerd zonder iets het geringste daaraan te reserveren, met belofte van de koopster deswege tegen een ‘iegelijk’ voor alle op- en aanspraak te zullen indemmeren, onder verband als naar regtens.

Laatstelijk bekende de comparant ter zake van dit transport, al wel voldaan te zijn, de laatste penning met ten eersten ter waarde van zes honderd en vijf gulden, waarvan een gedeelte der som van twee honderd en vijf gulden in kontante gelden van den vendu Meester dezes eilands ontvangen is, terwijl de koopsters voor het saldo groot vier honderd gulden, een hypotheek in faveure van het Collegie der Wees onbeheerde en desolate boedelkamer deses eilands en gevestigde op dit verkochte effect hetwelk aan het gemelde Collegie verbonden was - op heden hebben gepasseerd, weshalve de comparant zich verbindt de koopsters voor alle namaning te bevrijden.

In teeken der waarheid in deze - na dat alvorens de kwitantie van betaalde belasting is vertoond- door ons en den Griffier ondertekend en met het groot-Zegel van de Regtbank voormeld hieronder opgedrukt bevestigd op Curaçao den 24ste February 1840/Getekend/ P. Koentz, C.A. Zeppenfeldt/onderstond/ In kennisse van mij/ Getekend/ A. Beaujon-Griffier. Accordeertn met deselfe Origineel. De Griffier bij de Regtbank, A. Beaujon.

Uit een akte van 11 september 1839 blijkt dat er van de plantage Klein Malpais niet veel was overgebleven, inclusief Weitje en bij een veiling werd de plantage verkocht. In een separate akte werd de inventaris van de plantage Klein Malpais in details vermeld: Een neger genaamd Juan Minguel, wachter van 40 jaar oud, zoon van Dominga Gustina; 5 hoornbeesten groot (koeien), 96 schapen, 19 kabrieten, 1 ezel, 1 bureau, 1 canapé, 4 tafels en 7 stoelen. Het was maar een schrale opbrengst en dat in de moeilijke jaren van Curaçao met mislukte oogsten en de terugval van de handel. De tussen 1836 en 1845 door gezaghebber Reinier Frederik baron van Raders uitgewerkte plannen om de landbouw te bevorderen liepen op niets uit: ... met het verbouwen van katoen mislukt, met sisal weg door verwaarlozing, aloë en cochenille hetzelfde... (noot: sisal werd gebruikt voor het maken van touw en voor alpargata’s , sandalen. Cochenille is een kleurstof). Door de klimatologische omstandigheden was het plantagewezen een armzalig bedrijf en de grondbelasting in 1828 heeft de doodslag gegeven. In 1828 telde Curaçao 362 plantages, in 1853 260 en in 1865 (na de emancipatie) slechts 100.

De familie Hoyer heeft enkele generaties lang gewoond in Landhuis Weitje. Weitje is een deel van de oude plantage Malpais, die dateert uit 13 augustus 1784 toen Gerrard Striddels Malpais verkocht aan Jan Teubner. Op een inventarislijst met de datum 10 augustus 1784 was de naam plantagie "Klijn Malpais", gelegen in de Benedenquartier van het Eijland’. Op de lijst stonden de namen van vier slaven: de mannen Fransje, Tapila en Francisco en de vrouw Agatha. De veestapel bestond toen uit 205 schapen, 12 koeien, 18 kalkoenen, 2 vluchten duiven, 4 ossen, een stier, 8 ezels, 2 karren, een partij gereedschap, een partij huisraad en een hoeveelheid schepels mais. De hoogste waarde van de inventaris was de partij maïs van 1000 peso’s. Bij de inventaris staat de naam Adriaan Webb, de graanhandelaar gehuwd met Jannetje Meijer. Ze woonden in Otrobanda.

Het huidige landhuis Weitje dateert rond 1820 en werd gebouwd voor Christoffel Godfried Friederich Hooijer en zijn vrouw Wilhemina Raven. Hooijer (later Hoyer) had op 3 november 1812 de plantage Klein Malpais [41]gekocht van koopman Matthias Erasmus van der Dijs voor het bedrag van ruim 9000 peso’s. De inventaris van de ‘Plantagie Klijn Malpais’ en Rust Plaats (thans Weitje) beschrijft dat er toen 200 schapen waren, 15 koebeesten, 150 kabrieten, 8 ezels, een paard en 2 merries, 30 hoenders, 16 eenden, 25 kalkoenen. Een tamelijk grote veestapel. Verder omvatte de inventaris een vlucht duiven, tuingereedschap, zadels, meubels enzovoorts..

Christoffel Godlieb Frederick Hoyer (1826-1908), oudste zoon van de eerder genoemde Godhelp Israël Hoyer, trouwde met Theodora Römer en zij verbleven eveneens in Weitje. Marie Hoyer (1874-1910), een nichtje van Christoffel Godlieb Hoyer trouwde op 6 juni 1905 met Jacob Anthon Beaujon (Anton), zoon van Jan Hendrik Rudeloff Beaujon (oud-gezaghebber van Aruba en van Sint Maarten, lid van het Hof van Justitie op Curaçao en ook notaris) en Louise Constance Percival. Marie Hoyer en Anthon Beaujon hebben jarenlang gewoond in de Verenigde Staten. Anthon was landmeter van beroep en zij hadden twee zoons Jan Hendrik Richard Beaujon (Henry) en  Anton Austin Beaujon. Henry en zijn nicht Enid Beaujon (gehuwd met Roy Wever) waren de laatste erfgenamen van het landgoed Weitje waardoor Weitje overging naar de familie Beaujon. Links een foto (Els Langeveld - van Capelle) van landhuis Weitje anno 2009.

De Hooijers waren Luthers. In de ‘Bronnenpublicaties van de Indische genealogische vereniging’ deel 13 staan de namen van de lidmaten van de Lutherse kerk op Curaçao (1725-1825). De Lutherse kerk was ooit een prachtig gebouw in Otrobanda ter hoogte van de Breedestraat en het Brionplein, maar gedurende de Engelse oorlog werd het gebouw in 1804 vernield bij een bombardement. Op de lijst van de lidmaten van de Lutherse kerk die dateert uit de jaren 1812-1816, staan diverse vooraanstaande bewoners van Curaçao: Godhelp Israel Hooijer , August Leberecht Statius Muller, Willem Craneveldt Hooijer (1797-1851), Arend Hendrik Ernst Schuler, David Gaerste, Jurriaan Neuman, Ludwig Christoph Boyé, Sara Maria Schotborg en Sara Maria Jutting. Willem Craneveldt Hoyer, zoon van Michael Godfried Hoyer (1771-1845) en kleinzoon van Gothelp Israel Hoyer, heeft zijn familienaam uitgebreid met de familienaam van zijn moeder Geertruida Craneveldt (1772-1847).

B. de Gaay Fortman heeft onderzoek gedaan naar de Luthersen op Curacao en zijn bevindingen vastgelegd in het rapport "Lutherschen op Curacao."   Daarin is ook een lijst opgenomen van Lutheranen op Curaçao die gezamenlijk garant staan voor het traktement van een nieuwe te beroepen predikant omstreeks 1755. Ieder van hen heeft aangegeven hoeveel hij/zij zal bijdragen.  Gothelp Israel Hoyer (1731-1809) heeft ingetekend voor 6 pesos.

In het dagblad Amigoe di Curaçao wordt de naam Hoyer vanaf 17 april 1821 regelmatig vermeld. Het betreft allereerst  Michael Godfried Hoyer  (1771-1845) in zijn hoedanigheid van administrerend lid van de Evangelisch Lutherse kerk op  Curaçao.

Uit de bekendmaking, die rechts afgebeeld is, blijkt dat Godhelp Israel Hoyer  (1799-1831) , zoon van Johannes Jacob Hoyer (1767-1817) en kleinzoon van Gothelp Israel Hooijer (1731-1809), tot 1831 Lands Timmermansbaas was.

 

 Enkele fragmenten uit

DE OPRICHTING DER CURAÇAOSCHE SCHUTTERIJ

door

MR. B. DE GAAY FORTMAN

 

Bij besluit van den gouverneur van 21 Juni 1821 werden de volgende officieren bij de schutterij benoemd:  tot majoor en commandant Gabriel Striddels, tot kapitein: I. Dovale, M. de Mey Schotborgh, Hk. Schotborgh Jz., D. Dovale, I. H. Jutting, I. Ferguson, tot eerste luite-nant: W. Rutgers, W. Smith, M. Romer, I. A. F. Hellmundt (tevens adjudant), I. J. Elsevier Jr. , D. de Lima, H. van der Meulen, C. A. Zeppenfeldt , tot tweede luitenant: W. B. R. Brugman, I. F. W. Gravenhorst, I. B. Forbes, W. Nuboer, Phs. Bosch, M. Jesurun, Ph. Lyon, tot chirurgijn-majoor, I. Groesbeek, tot eerste luitenant-kwartiermeester W. Prince Jr. en tot officier van kleeding en wapening met rang van eersten luitenant L. Boyé.

In de buitendistricten van het eiland Curasao was een Zandstorm ingericht onder bevel van C. L. van Uijtrecht als kapitein-commandant. Tot officieren werden daarbij benoemd de districtmeesters W(illem). Craneveldt Hoyer, M. H. Alvares Correa, P. F. Koeijers,  C(hristoffel) G(odfried) F(riederich) Hoyer, M. E. van der Dijs, L. P. de Rochemont en I. P. Leseur, die als eerste luitenant zouden optreden, voor zoover zij als zoodanig gediend hadden, en overigens als tweede luitenant.

Omtrent de sterkte der beide korpsen heb ik geen gegevens gevonden uit het jaar der oprichting, doch wel van zes maanden en anderhalf jaar later. Op 1 Januari 1822 telde de schutterij 776 onderofficieren en manschappen en 17 officieren, een jaar later 20 officieren en 850 onderofficieren en manschappen en de landstorm 8 officieren en 579 onderofficieren en manschappen. In de volgende jaren blijft de schutterij op omstreeks 20 officieren en 800 onderofficieren en manschappen gesteld *) en de landstorm steeds op 8 officieren en bijna 600 onderofficieren en manschappen. Het bedrag der contributiën aan de schutterij voor Vrijstelling van dienst was in 1821 Pesos 3465, in 1822 Pesos 3616.

Op Zondag 12 Augustus 1821 was de commandant Van Uytrecht met de luitenants Koeijers en Hoyer der middeldivisie op het drilveld bij Morgenster. De commandant rangeerde de mannen, nam hun namen op, las het reglement voor en vertaalde dit in de landstaal. Alle onderofficieren legden den eed af, maar toen de manschappen hiertoe aan de beurt waren, drong een oude mulat Johannes Laguna, die niet tot de dienstdoende manschappen behoorde, in den kring, en verzette zich tegen den eed, omdat de manschappen geen soldaten waren en geen wacht konden doen. Eerst sloten alle mannen zich bij dat verzet aan, maar toen Laguna verwijderd was, en nog eens zoowel reglement als eed in de landstaal uiteengezet waren, gaf het grootste deel toe, en legden eenigen den eed af. Anderen, van welke eenige dronken, „de meesten te dom.... om als redelijke schepselen aangemerkt te worden", zeiden, dat het genoeg was, wanneer zij als getrouwe burgers hun land dienden. Ten slotte gelastte de commandant hen, die den eed niet wilden doen, uit den kring te komen, en hem hun redenen op te geven; wie niet kwam, zou geacht worden den eed te hebben afgelegd, En niemand kwam. Als belhamels worden genoemd de vrije negers Juan Felix en Bernard Martis Bacsa en de vrije sambo Profani Pieters. In de Oostdivisie had zich drie dagen te voren bij Kiridongo iets dergelijks afgespeeld. De manschappen, zegt het rapport van Van Uytrecht, Craneveldt Hoyer en Alvares Correa, weigerden den eed, omdat zij het reglement niet begrepen. Het verloop was, als boven geschetst.

 

 

Een gedeelte van het Overzicht uitbetalingen tegemoetkoming afschaffing slavernij 1863 Geschreven door Els Langenfeld      (voor de complete lijst klik hier)

Om de administratieve afhandeling van de schadeloosstelling aan de slaveneigenaren goed te laten verlopen, werden aan de slaveneigenaren biljetten of borderellen uitgereikt waarop zij de (voor-)namen van de slaven, geboortedatum of vermoedelijke leeftijd, naam van de moeder, beroep en verblijfplaats moesten invullen. Om fraude te voorkomen moesten de slaven worden getoond. Voor elk district werd een commissie benoemd. De verificatie vond plaats in de week van 4 tot 11 mei 1863. Op de borderellen werd nauwkeurig aangetekend welke slaven wel en welke niet voor de commissie waren verschenen. De eigenaar ontving een kwitantie voor het aantal slaven dat hij volgens de verificatiecommissie bezat.

Per slaaf werd 200 pesos uitgekeerd. De onderstaande aantallen slaven zijn nog gering in vergelijking met die van de eigenaren M.E. van der Dijs (261), C.M. Gaerste (112), de familie de Haseth (382), familie Jesurun (521), familie de Lanooy (132), familie van der Meulen (192), familie Muller (227) etc. etc.

                                                                                       Familienaam         Voornaam                              Borderelnr.      Aantal slaven         Tegemoetkoming

                                                                                       Beaujon                   Anthony                                        102                         3                                   600

                                                                                       Hoyer                      Godhelp Israel                                 3                        11                                 2200

                                                                                       Hoyer                      Johanna Elisabeth                          84                        17                                 3400 

                                                                                       Hoyer                      Johanna E. & R.Raven Gz             83                          4                                   800

Willem Manuel Hoyer (Shon Wein) (1862-1953), achter-achterkleinzoon van Michael Godfried Hoyer (1771-1845) , dichter, schrijver, musicus, componist en historicus, is vooral bekend geworden om zijn woordenlijsten en samenspraken met het Papiamentu als uitgangstaal, waarnaast Engels, Spaans en Nederlands. Ter ere aan zijn vele verdiensten is in de wijk Brievengat, een van de grootste en dichtstbevolkte van het eiland, een straat naar hem vernoemd. In 1941 publiceerde hij zijn Historia di Curacao waarmee hij voor de in geschiedenis geïnteresseerde Papiamentstaligen een leemte vulde. Van de Curacao Almanak is hij van 1920-1952 redacteur geweest. Als musicus / componist had hij grote verdiensten; zijn gitaar- en pianomethoden voor zelfstudie, respectievelijk in 1887 en 1897 gepubliceerd, werden zeer gewaardeerd. Werken:

bulletWoordenlijst en Samenspraak (1918, (6)1950). De zevende druk geheel herzien en van enkele aantekeningen voorzien en omgezet in de fonologische spelling door Antoine J.Maduro verscheen in 1980;
bulletPapiamentoe i su manera di skirbi'e (1918);
bulletAlmanaque de Curacao (1920-1952);
bulletHistoria di Curacao (1941, 1948);
bulletVocabulario Papiamento (1946);
bulletA little guide English-Papiamento-Netherlands (1949);
bulletEl Libertador Simon Bolvar (1952);
bulletEl Almirante Luis Brion (1953);
bulletEI General Manuel Piar (1953).
bulletOnder redactie van (zijn zoon) Augustin Raimundo Hoyer; Corsow di otro tempu (1969) met een voorwoord van dr. E.A. Martis; Kiko bo sa di Corsow (1974).

De jongste zoon van Willem Manuel Hoyer is Horacio Erasmo Hoyer (1904), die op 4 november 1942 trouwt met Edelmira Tomasa Martinez, is de oprichter (10-03-1954) van Radio Hoyer op Curaçao.

 Op 21 november 1968 vierden Diarnaldo Pedro Hoyer (1896-1973) en Enriqueta Crispina Marquez (1898-?), de overgrootouders van mijn kleinzoon Jim Daniël Hoyer, hun 45 jarig huwelijksjubileum. Rechts een familiefoto van een eerdere datum.

 

bulletVan Robert Lamping ontving ik eind december 2012 een email waarin hij o.a. schreef : De bijzondere geschiedenis van Curaçao en Nederland heeft gezorgd voor slaveneigenaren en slaven. De Hoyers waren slaveneigenaren en wel van een deel van mijn voorouders, die als slaaf voor hen werkten. Bizar natuurlijk, maar het is nu eenmaal zo. Door jouw publicatie van de parenteel zie ik ook de familieverhoudingen tussen de Hoyers en de van Coevenhovens. Willem Craneveldt Hoyer was eigenaar van oa. plantage Koraal Tabak, een kanoekje Weltevreden, en  Rust en Vrede + Rust van Bonaire +Brakkeput Abou. Mijn voorouders worden in het slavenregister van Curaçao gevonden op folio 382 met als slaveneigenaar Willem Craneveldt Hoyer. Het zijn Martha (geb. 1797, moeder Arietta) en haar drie kinderen, Lucien, Amalia en Petronie. Zij worden in feb 1842 verkocht aan de schoonzoon Abraham Daniël Cornelis van COEVENHOVEN, die 9-06-1836 trouwde met Willem’s dochter Wilhelmina Hoyer. Twee van haar kinderen zijn blijkbaar al van hem, zo lijkt het. De drie kinderen lijken nakomertjes (na 12 jaar).  Martha en haar nakomelingen zijn de naam Calvenhoven gaan gebruiken, een verbastering van Van Coevenhoven, zoals gebruikelijk was op Curaçao.
bulletEls Langenfeld - van Capelle, student aan de Faculteit der Technische Wetenschappen aan de Universiteit van de Nederlandse Antillen, schreef juni 2009 haar scriptie: Plan B, een nieuwe toekomst voor landhuis Weichi. Dat rapport behandelt de mogelijke restauratie van het voormalige woonhuis van de familie Hoyer op Curaçao. Hier kunt u het rapport inzien. Op maandag 6 september 2010 is de Peter Smits-scriptieprijs aan Els Langenfeld - van Capelle uitgereikt voor deze scriptie.
bulletNorbert Hendrikse studeerde economie in Tilburg en werkte als redacteur binnenland bij het Brabants Dagblad in Den Bosch. In 1969 werd hij hoofdredacteur van de krant Amigoe op Curaçao en later directeur van de Antilliaanse Televisie Maatschappij.  Hij schreef  in 2009 twee artikelen in het Antilliaans Dagblad over het Landhuis Weitje.  Op zaterdag 24 januari schreef hij het volgende en op dinsdag 27 januari schreef hij dit. Norbert is overleden op 27 mei 2010.
bulletDe getallen die tussen [  ] staan verwijzen naar de plaats van de plantages op deze kaart van Curaçao uit 1836.
bulletEr bestaat ook een website over een deel van de familie Hoyer.
bulletRobert Lamping stuurde mij 26 juli 2020 een mail: " Mijn verre voormoeder Martha (dochter van Ariette) was een slaving van de W.C.Hoyer. Vermoedelijk was Ariette een slavin van de van Uytrechts. Ik Ik heb vermoedelijk een aansluiter voor je Hoyer pagina. Godfried Hoyer, de oudste in je lijst zou het kind zijn van  Georg Hoyer en Margarethe Eck-Muller en vandaaruit gaat het nog een paar generaties terug".