| |
laatste wijziging
zondag 07 mei 2017
Door met de linker muistoets op het cirkeldiagram te klikken,
kunt u dat cirkeldiagram vergroten.
In deze kwartierstaat is van enkele voorouders wat meer bekend
dan gewoonlijk. De getallen tussen accolades [ ] verwijzen naar de
overeenkomstige getallen in het cirkeldiagram en de kwartierstaat.
|
Er was eens…
een
geestdriftig Nederlander: de sociaal bewogen generaal Johannes van den
Bosch. Hij begon zijn loopbaan als apothekersleerling en eindigde zijn
leven als graaf en minister van Staat.
Hij had een even ambitieus als
ongewoon plan om de verstikkende armoede in het berooide Nederland te
bestrijden. We schrijven 1818 als hij na het vertrek van Napoleon zijn
plannen ontvouwt aan Koning Willem I. Hij krijgt carte blanche om middels
het aanbieden van werk, onderdak, scholing en zorg in nieuw op te richten
landbouwkoloniën de stedelijke paupers perspectief op een beter bestaan te
bieden.
Dit is het begin van de invloedrijke historie van de
Maatschappij van Weldadigheid. Van den Bosch werd toen en nu beschouwd
als een visionair en gold als een belangrijke inspiratiebron voor veel
verlichte denkers in de westerse wereld. Zijn concept vond internationale
navolging. In Nederland vormden zijn ideeën de basis voor onze huidige
verzorgingsstaat.
Johannes van den Bosch ging voortvarend aan de slag. Op 25
augustus 1818 -
één week na de aankoop van het landgoed Westerbeeksloot door de
Maatschappij - legde hij de eerste steen voor de eerste kolonistenwoning.
Op 29 oktober 1818 arriveerden de eerste gezinnen in de kolonie, die
vooralsnog als ‘proefkolonie’ zal fungeren. In het totaal zijn 52 gezinnen
uit alle delen van het land ‘uitverkoren’ om mee te doen aan het
experiment van Johannes van den Bosch. Na vierenhalf jaar woonden er nog
42 gezinnen onder de hoede van de Maatschappij van Weldadigheid. Een groot
deel van hen is er tot hun dood blijven wonen. Hun lotgevallen zijn
uitvoerig beschreven door Wil
Schackmann in ‘De
Proefkolonie’.
De maatschappij bouwde vervolgens definitieve kolonies,
bestaande uit kleine koloniehuisjes met een beetje grond. Die huisjes
stonden op regelmatige afstand van elkaar langs kaarsrechte wegen. De
kolonies I en II werden later omgevormd tot het dorp Frederiksoord,
de andere kolonies tot de dorpen Wilhelminaoord en Boschoord (in
Zuidwest-Drenthe) en Willemsoord (in
Noordwest-Overijssel).
Hier werden in de periode 1818-1911 zo'n
1400 gezinnen opgevangen. |
Pieter Jan Pennings [46] is
op 12-08-1777 te Middelburg geboren en in 1801 getrouwd met Amelia Maat. Zij
overlijdt 22 maart 1809 te Vlissingen. Uit dat huwelijk wordt in 1805 een
dochter geboren: Tannetje Pieternella . De inmiddels 32-jarige Pieter Jan, van beroep timmermansknecht,
moet ca 1810 trouwen (een huwelijksinschrijving heb ik nog niet kunnen
vinden) met de 16-jarige wollennaaister Elisabeth
van der Heijden [47] uit Middelburg. In de jaren 1811 -1817 worden 4
kinderen geboren. Het gezin van 6 personen leeft in armoede Bij contract met Regenten van het
Burgerweeshuis te Middelburg wordt het gehele gezin omstreeks 1820 geplaatst in
kolonie Frederiksoord van de
Maatschappij van Weldadigheid, aan de ander kant van Nederland, te Vledder in Drenthe.
In die kolonie wonen zij achtereenvolgens op de hoeven 8, 16 en 116. In de
periode 1822 -1833 worden daar nog 5 kinderen geboren. Moeder Elisabeth
overlijdt in 1844 op 51 jarige leeftijd in Frederiksoord; zij heeft daar dan 24 jaar
gewoond. De oudste dochter Tannetje, zij was ca 16 jaar toen zij in de
kolonie kwam, trouwt daar op 46-jarige leeftijd met een wijkmeester. De andere
kinderen trouwen bijna allen in de gemeente Vledder of een nabij gelegen plaats.
Pieter wordt op z'n oude dag, eind 1856, hij is dan 79 jaar, ingedeeld bij
zijn
zoon Christiaan die een dag daarvoor getrouwd is met Trijntje Smidt !
Pieter overlijdt na een lang en zwaar leven op 82 jarige leeftijd bij zijn zoon
thuis in Frederiksoord.
|
|
Laurens Wolters [136] woont met zijn
1e vrouw Willemina Harms in 1747/48 in Wilp. Hun oudste twee kinderen worden
daar geboren. het gezin verhuist naar Apeldoorn en woont dar in de Dalhoeve.
Daar krijgen zijn nog 4 kinderen waarvan de laatste 24 februari 1754 overlijdt.
Zijn vrouw overlijdt 10 dagen later. Hij trouwt omstreeks 1755 met Jenneken
Clasen [137] en samen krijgen zij in de periode 1757-62 ook 6 kinderen.
Dat het droevige tijden waren blijkt uit het feit dat in 1758, binnen een half jaar,
drie jonge kinderen overlijden. Ook in 1766 overlijdt nog een kind.
|
|
De oudste Hajé-voorouder waarvan ik de
doopinschrijving heb kunnen vinden is David Hayé
[128]. Hij wordt op 14 december 1714 in Haarlem gedoopt als zoon van
David Hayé [256] en
Gerbregt ten Belle [257]. Hij trouwt in 1756
met Saartje van Loenen [129]. Zij krijgen
zeven kinderen waarvan het vierde kind David Hajé [64] is. Hij is 23 juli 1767
in Haarlem geboren en is, evenals het eerste kind dat 10 jaar eerder geboren
werd, naar zijn vader vernoemd. David trouwt op 22-jarige leeftijd in 1789 te
Alkmaar met de 31-jarige Catharina Elisabeth van Slee.
Als zij in 1802 overlijdt, blijft David met twee kinderen achter, de 12-jarige
David en de 10-jarige Johannes Christiaan Haijee
[32].
Vijf maanden later trouwt David met Aafje Schagen uit Lutjebroek.
|
Van Johan
Christiaan Haijee [32]is meer bekend omdat hij in dienst treedt bij
het leger waar zijn loopbaan nauwgezet werd bijgehouden. Als hij in
Zutphen
gelegerd is, trouwt hij de daar geboren 20-jarige Aleijda Barbera Pierard. Haar
vader, in Hoepertingen, België geboren, is waarschijnlijk ook militair. Als
Johan Cristiaan op 30 juli 1828 te Namen overlijdt
is Leijda hoogzwanger. Een maand later wordt haar zoon David geboren. Zij
trekt kennelijk met het onderdeel van haar man mee want twee jaar later, 14 juli
1830, bevalt zij te Namen van een zoon Charles. De vader wordt in de
geboorte-akte niet genoemd en de jongen krijgt de familienaam van zijn moeder.
In 1834, 1835 en in 1839 bevalt Leijda wederom, nu in
Apeldoorn van drie dochters. De aangeefster is alle drie keer de
vroedvrouw Everdiena Meijers. Deze dochters van Leijda hebben ook de achternaam
Pieraard.
|
De naam Kranenborg
komt in 1728 in de familie als Mechtelt Garritsen
Kranenborg [161] te Vorden trouwt met Jan
Jansen Bovenman [160]. Bekend is dat het erve Kranenburg aan de
Bergkappeweg, ten oosten van Vorden heeft gelegen, ter hoogte van de huidige
boerderij "Het Elshof". Mechtelt zal daar met haar ouders
gewoond hebben en na haar huwelijk is haar man daar bij ingetrokken. Hun
kinderen worden in Vorden gedoopt (1731-33) met de familienaam Kranenborg. Zoon
Garrit Jan, vernoemd naar zijn beiden grootvaders, wordt in het doopregister aangeduid als
Gerrit Jan Kranenbarg weulen [80]. De
toevoeging weulen, dat is in het dialect "mol" betekent, zal waarschijnlijk
gebruikt zijn om onderscheid te maken met de nakomelingen van Mechtelt haar
broer Hendrik die ook op Kranenborg woont in 1848 wordt
Berend nog gedoopt als
Weulen Kranenbarg [10]. Maar in zijn
huwelijksakte in Weulen niet meer opgenomen en ook in de geboorteakten van zijn
kinderen is deze toevoeging verdwenen. De
familienaam Weulen Kraneburg komt in 2017 nog steeds in Vorden voor.
|
|