1949-1958

Omhoog

    

1949-1958:  Welp, verkenner en voortrekker bij De Geuzen

laatste wijziging zaterdag 13 februari 2016

Op 14 mei 1949 ben ik geïnstalleerd als welp.  De welpen verzascouti1.jpg (13408 bytes)melden meestal bij de banken boven op de berg achter kasteel Zypendaal. Vlaggenroof was een favoriet spel totdat ik een nieuwe jongen aan één van de leidsters hoorde vragen of je, wanneer je een jongen gevangen had, ook je vingers in diens neus mocht steken. Sinds die tijd  bleef ik bij dit spel liever in de buurt van de leiding!  

Op 12 juli 1952 wordt het gLou_Geuzenbedelnap_1953.jpg (78122 bytes)roepshuis van De Geuzen “De Rotsblokken” officieel geopend. Alle leden krijgen daar de nieuwe groepsdas: een schotse ruit Hay- Leith.  Bij de opening mag ik als welp samen met Pim Cornelese de Nederlandse vlag hijsen. Mijn vader krijgt, evenals de vaders van Essen, Haufe en de Heer, als waardering voor al zijn werk de bronzen Geuzenpenning uitgereikt.

Ik ben te oud geworden op nog welp te zijn en vlieg over naar de verkenners. Op 14 maart 1953 ben ik geïnstalleerd als verkenner. Je mocht dan zo’n grote hoed dragen en kreeg een khakiblouse in plaats van de, door mijn moeder gebreide, groen trui.

Op 23 april houden de padvinders hun jaarlijkse Sint Jorisbijeenkomst. Dat hield in die tijd in dat je ’s morgens om 7.00 uur in correct uniform, dus met korte broek, aanwezig moest zijn op het Ronde Weitje aan de voet van de uitkijktoren in Sonsbeek. Daar kwamen de welpen en verkenners van de meeste groepen van het district Arnhem van de NPV bijeen. Na het vlag hijsen en de horderoep hield de disticts- commissaris een toespraak over de betekenis van St.Joris. Tenslotte kregen alle aanwezigen een rode tulp, als symbool voor het bloed van de draak die St.Joris verslagen had. Die dag liep je in uniform en zo ging je ook naar school.scouti4.gif (32962 bytes)

Mijn eerste verkennerskamp was in de zomervakantie van 1953 in Giethoorn. De leiding had daar een aardig plekje ontdekt naast Hotel de Waterlelie. De verkenners gingen altijd per fiets op kamp, maar 100 km fietsen vond de leiding voor de 12-jarigen te ver. Wij gingen daarom samen met oûbaas Stigter eerst tot Deventer met de bus. In die tijd namen de Gelderse Tram Wegen nog fietsen mee boven op de achterzijde van het dak van hun bussen. Meer herinneringen aan dit kamp heb ik hier beschreven.

Bij de verkenners word ik patrouilleleider van de Houtduiven. Dan ben je verantwoordelijk voor het houden van patrouilleavonden en het geven van instructie aan de jongere verkenners. Ik neem mijn functie serieus en oefen me eerst zelf thuis in de verschillende technieken, met behulp van diverse instructieboekjes. ’s Winters, als het troephuis niet goed warm te krijgen is, houd ik de patrouilleavonden thuis.

Samen met Pim te Wechel moet ik voor de zomervakanties het troephuis schoonmaken zodat het verhuurd kan worden aan andere groepen. Pims ouders regelen namelijk deze verhuur. Achter het troephuis is inmiddels een houten schuurtje geplaatst dat tijdens de verhuur dienst doet als keuken.

In het voorjaar van 1957 werd m'n patrouille   2e op de Districtspatrouillewedstrijden  in Overasselt.  Daarom mochten we met Pinksteren naar de Landelijke wedstrijden.  Bepakt en bezakt met o.a een patrouilletent, pannen, touw en persoonlijke bagage gingen we met ons zessen per trein naar Ommen.  Ongeveer 40 patrouilles uit het hele land namen er aan deel. Bij het eten koken, in de regen onder een afdak, liep er water in de braadpan waardoor ik heet vet over mijn bovenbeen kreeg. De aanwezige arts heeft de grote brandblaren behandeld. De wedstrijden waren voor mij ten einde. Mijn patrouille werd helaas laatste, maar we waren een ervaring rijker.

scouti5.gif (21826 bytes)In de zomer van hetzelfde jaar ging ik, voor het eerst als lid van de kookstaf, mee met het zomerkamp van de welpen in Kotten (foto links). Ook in 1958 ging ik weer mee als leiding van het welpenkamp. Nu naar een boerderij in Ugchelen.

 

Ga naar: 1958 - 1977