De Hoogkamp

Omhoog

    

 

De buurt waar ik mijn jeugd doorbracht

laatste wijziging donderdag 09 januari 2014

 In het deel van de Mauvestraat waar ik woonde, gelegen in de wijk de Hoogkamp ten noorden van de Mesdaglaan, woonden veel gezinnen met kinderen.

Het meest trok ik  met Henk(ie) Borst op, die twee maanden ouder was en op nummer 71 woonde. Op de linker foto van omstreeks 1949 staat hij (vlnr Tim en Tom Krooneman, Anneke Borst, Hetty Melching en Henk Borst). Met Sywert Postuma, hij woonde schuin tegenover ons op nummer 50, zocht ik een keer scherpe kogels die op een stukje onbebouwde grond, aan de Bakenbergseweg, aan de overzijde van de Schelmseweg, nog in de grond zaten. Omdat zijn moeder niet thuis kon hij in hun schuur de punt van de kogels er af halen. We maakten vervolgens een lang spoor van de kruitstaafjes en toen dat lang genoeg was stak hij het begin in brand.  Het vuurtje volgde als een sneltrein het kruitspoor.

Het was ook in die tijd dat het openbaar vervoer weer op gang moest komen. De tram naar de Hoogkamp reed niet meer en de verbinding naar de stad werd aanvankelijk onderhouden met oude, bruingrijs geschilderde, Dodge legervoertuigen. De laadbak daarvan was afgedekt met een huif en daaronder stonden in de lengterichting 4 banken. Om te kunnen instappen hing er aan de laadklep een metalen trapje en de conducteur hielp je daarbij. Bij het eindpunt van de bus, lijn 2, aan de Schelmseweg gingen we als kinderen vaak staan wachten tot er weer een bus kwam en vroegen dan aan de conducteur om lege “tramblokjes” Een kaartje kostte toentertijd een dubbeltje en voor een gulden kocht je een 11-rittenkaart. Rond 1949 kwamen de eerste trolleybussen. De eerste lijn die klaar was was lijn 1 van Velp naar Oosterbeek, later kwam lijn 2 van de Hoogkamp naar de Geitenkamp. Voordat ze reden moest eerst een geheel nieuw bovenleidingnet aangelegd worden. Voor de palen werden met de hand diepe gaten gegraven. Op de Bakenbergseweg heb ik daarbij nog als kleine piem staan kijken. Machtig interessant vond je dat.

Het was in die jaren ook normaal dat jaarlijks “de grote schoonmaak” werd gehouden. De oorzaak hiervan waren de kolen-kachels die gedurende de koude maanden het huis verwarmden, in de voorkamer een haard en de achterkamer een potkachel. Bij het bijvullen met kolen, ontsnapten er altijd roetdeeltjes de kamer in. Daarom werd, nadat de kachels niet meer gebruikt behoefden te worden, het gehele huis grondig schoongemaakt. Alle vitrage werd gewassen, de gordijnen werden gelucht en soms gewassen. Soms moest het plafond gewit worden. Alles werd weer in de boenwas gezet. Als je in die dagen van school thuis kwam dan voelde je je onplezierig, alles was uit de kamer of stond ergens anders. De huisvrouwen informeerden tijdens de praatjes over de heg bij elkaar of ze de “grote schoonmaak” al klaar hadden! Na de komst van gaskachels werd deze schoonmaakactie steeds minder omvattend en verdween uiteindelijk. 

De buurt

Op de Hoogkamp waren veel winkels. Niet dicht bij elkaar maar verspreid over de buurt en meestal op een hoek gelegen. Schuin tegenover ons, op de hoek van de Mesdaglaan was een kruidenierswinkel van Hupkes (Mesdaglaan 10) met als winkelier de heer van Peursum, die boven de winkel woonde. Op de hoek daar tegenover een drogist: C. van Rijn (Mauvestraat 46). We kwamen daar niet zo vaak omdat het zo’n akelige, zure man was. Meestal gingen we door het paadje achterom naar drogisterij Gerh. Jans in de Breitnerstraat 88, die verkocht ook sigaretten. Voor m’n vader moesten we daar regelmatig North State en later Golden Fiction halen. Rechts van deze drogist was de kruidenierszaak van G.A. van der Beld (Breitnerstraat 86). Daar haalden we alleen boodschappen als er onverwachts iets op was of dat de prijs gelijk was aan elders. Anders nam Moe deze per fiets mee van De Gruyter of Albert Heijn. Een kilo suiker kostte toen 91 cent en een ons gesneden belegen kaas 32 cent. Die plakken werden door een winkeljuffrouw, dat waren in die tijd Diny en Ans, met een handsnijapparaat gesneden. Oh wé, als ze naar de zin van mijn moeder te dik gesneden waren. Dan kon je soms weer terug gaan en zeggen dat je dunnere plakken moest hebben. Wat voelde je je dan ongelukkig, bah. We kochten daar ook 5 of 10 gasmuntjes. De huizen hadden toen meestal nog een muntmeter voor het gas dat van de gasfabriek kwam. Aardgas was er nog niet, dat kwam pas later. Als het gas dreigde uit te gaan dan moest je snel in de kelder een gasmuntje in meter stoppen en deze met een  knop doordraaien. Aan het zuideinde van de Mauvestraat, bij de Jacob Marislaan, had je vier winkels naast elkaar: de groetenzaak van H. Lantinga (Mauvestraat 5), waar we nooit kwamen, met daarnaast de boekhandel tevens postkantoor van A. Postema (Mauvestraat 3). Zij hadden ook een uitleen bibliotheek in de winkel.

Mevrouw Postema zocht dan in de achterkamer enkele boeken uit en daar kon je dan uit kiezen. Achter hun huis hadden ze, waarschijnlijk ook ter beveiliging, twee grote herdershonden. Op de foto staat mevr. Postema in de deuropening. Links van het postkantoortje zat de rijwielzaak van A.A.Onink (Mauvestraat 1). Hij had een kleine, wat gezette vrouw die een buitenlands accent had. We moesten daar altijd petroleum halen voor het “petroliestelletje” in de keuken. Op de hoek was de VIVO-(kruideniers) winkel van B. van der Kolk (Jac. Marislaan 18) met daarnaast loodgieter Kloosterman. Hij had een goed uitziende dochter. Aan de Jozef Israëlslaan waren de meeste winkels. Op de hoek met de Bakenbergseweg zat bakker Jac. Thuys (Jos. Israëlslaan 1), een goede maar dure banketbakker.

Brood werd toen nog door diverse bakkers thuis bezorgd. Met bakfietsen kwamen ze langs hun klanten. Dat was niet gemakkelijk want ze moesten allemaal vanuit de stad komen en met hun vol beladen bakfiets de van Heemstralaan op! ’s Winters kwam het dan ook wel eens voor dat de bakkers vanwege de gladheid niet naar boven konden komen. Na de oorlog was van Mook, met wiens vrouw mijn moeder vóór de oorlog dik bevriend was, onze eerste bakker. Later veranderde dat een paar keer. Een opmerkelijke bakker die ook met de bakfiets op de Hoogkamp kwam, en op de Jacob Marislaan woonde, was Cosijnse. Hij liep altijd op sandalen en was het wat zachter weer dan zag je hem in een korte broek. Voor die tijd was dat bijzonder.

Op de hoek met de Breitnerstraat had je melkboer P.C. van Dijk (Jos. Israëlslaan 43). Hij verkocht melk, boter, kaas en eieren en ging aanvankelijk ook met een bakfiets langs de huizen. Daar kwamen we niet zo vaak omdat Jongkind met zijn, door een pony getrokken, melkkar langs de deur kwam. Melk en karnemelk werden toen nog los verkocht. Met behulp van een halve of hele litermaat werd je pannetje of emmertje gevuld. Op de hoek Breitnerstraat/Jacob Marislaan was slager Jansen, later van Adelsbergen, waar we nog al eens kwamen.

Bij Frans Berden aan de Jozef Israëlslaan 79 moest ik altijd stopwol voor mijn moeder halen en soms een ritssluiting voor een door haar gebreide trui. Naast Berden op de hoek van de Jan Vethstraat was H. van Hunen (Jos. Israëlslaan 75), die alles op het gebied van elektrotechniek had. Zekeringen haalde je daar. Het was tevens de (steen-)kolenboer. Daar tegenover was een andere winkel van van der Beld. De beheerder daarvan, ene Martien die mank liep, ging ook met melk langs de deuren. Tom hielp hem wel eens. Op de hoek van de van Goghstraat zat slager Janssen met daar tegenover loodgieter A. Koning (Jos. Israëlslaan 127) . Hij had ook een mooie dochter. Op de andere hoek zat de sigarenwinkel van Steentjes en daar tegenover bakker L. Abbenbroek (van Goghstraat 40). Als de “aan huis bakker” soms niet aan de deur was geweest, dan haalden we daar ons brood. De groenteman, J.C. van Mierlo (Bakenbergseweg 242 boven), kwam met zijn paard en wagen ook langs huis. In de stal van zijn boerderij aan de Schelmseweg, hoek Bakenbergsewg, beheerde zijn vrouw een kleine groentenwinkel en zijn broer café “de Menthenberg”. Iets verderop aan de Schelmseweg, richting Burgers Dierenpark, woonde A.W. de Beyer (Schelmseweg 7a) die ook met een groentenkar met paard ervoor langs de huizen kwam. De schoenmakers in de buurt werkten in een schuurtje achter in hun tuin. W.H.H. Wijdemans om het hoekje in de Breitnerstraat 96, hij was goed maar nog al duur. Pa z’n beste schonen werden daar verzoold. Goedkoper, maar minder goed, was Th. A. van der Waarsenburg aan de Jozef Israëlslaan 38. Daar brachten wij meestal de andere schoenen voor reparatie.

We speelden

We speelden in de straat veel met elkaar buiten. Buskruit was een geliefd spel. Dat hield in dat één van de spelers een leeg conservenblik ver weg moest trappen en alle andere zich snel moesten verstoppen voordat degene “die hem was” het blik weer voor de “buut”-plaats had gezet. Was dat gebeurd dan moest hij/zij iedereen gaan zoeken en “af”-buten. Die buutplaats was altijd het stenen muurtje tussen onze tuin en die van onze buren, Trippensee. Daar kon je, als “je hem was”, met je gezicht precies tussen de twee stenen paaltjes aftellen om zo de anderen de gelegenheid te geven om zich te verstoppen. Vanaf dat punt kon je gemakkelijk de verschillende paadjes in rennen die achter de huizen liepen.

Ook “stand in de mand en de bal is voor ……….” , "schipper mag ik overvaren" en tollen deden we veel.

In de herfst legden we van bladeren in de Mesdaglaan, een laan met aan de ene zijde twee rijen beuken en aan de ander kant één rij beuken, een heel “wegennet” aan. Daar speelde je dan "busje" met de fiets. Kinderen achterop van de ene naar de andere “halte” brengen. Om het geluid van een auto wat na te bootsen bevestigde je een dubbelgevouwen ansichtkaart met twee wasknijpers aan een steuntje van het voorspatbord. Al rijdende kreeg dan zo’n brommend geluid. Nog mooier was het als achterop je bagagedrager een leeg conservenblik zette met de bodem naar boven. Middenin sloeg je met een spijker een gat. Daardoorheen bevestigde je een sisaltouwtje dat om de buitenzijde van de naaf van het achterwiel  liep en weer terug naar het blik ging. De uiteinden knoopte je aan elkaar boven op het blik. Door de lus stak de spijker en die draaide je net zo lang dat het touw strak gespannen stond. Bij het rijden gaf dat een flink kabaal en dan viel je wel op.

Een andere geliefde activiteit was “autonummers” opschrijven. Daarvoor ging je met een paar andere kinderen op de fiets naar de hoek van de Schelmseweg en de Amsterdamseweg. Dat was toen nog een tweebaans macadamweg. Veel mensen zaten daar zondags op een bankje of op de bagagedrager van hun fiets naar het voorbij rijdende verkeer te kijken. Regelmatig kwam er een auto langs. Wij lagen dan op onze knieën in de berm met schrift en potlood en probeerden van alle auto’s de nummerborden op te schrijven. En dat was met het toenmalige verkeersaanbod en de snelheid van de auto’s goed te doen. De nummerborden begonnen toen nog met één of twee letters, afhankelijk vanuit welke provincie de auto kwam, gevolgd door drie tot vijf cijfers; Noord-Holland had b.v. GZ, Gelderland M.

Ter afwisseling namen “de bermtoeristen” een ijsje bij de licht-mintgroene ijskar van Raket die daar altijd zondags stond. De al wat oudere man, met een wit kort jasje aan en een witte pet op, had ronde ijsstaven van zo’n 8 cm. doorsnee en die trok hij aan een mechanisme uit z’n kar omhoog. Bovenop legde hij een rond wafeltje en stak, afhankelijk van de prijs, met een speciale steek wat lager het ijs af. Onderop kwam dan een tweede wafeltje. Het was lekker ijs.

 Zondagsmiddags gingen we ook wel eens bij het voetballen van SML (Sport Maakt Lening) aan de Amsterdamseweg kijken. Het terrein liep was schuin af en lag een eindje voorbij de Kostschool “Groot Warnsborn” aan de overzijde van de weg. Je kon op het fietspad de wedstrijd van achter het doel, al zittende op je fiets, volgen. En als SML een tegendoelpunt kreeg dat riepen we de keeper, die met dat rode haar,  toe “Sufferds Moeten Lopen!” Bij het verbreden van de Amsterdamseweg is het voetbalveld verdwenen en is SML gaan voetballen op het sportpark De Bakenberg.

“Landkapertje” deden we meestal in één van de paadjes. Je tekende dan op de grond een rechthoek van ca 1 meter lang en zo breed als mogelijk was. Om de beurt gooide je een zakmes, dat je meestal stiekem thuis gepikt had, met de punt in de grond binnen dat gebied. In het verlengde van de snede trok je dan een lijn en mocht je kiezen welk stuk nu van jou was. De volgende gooide weer in het gebied van de tegenstander. Tijden konden we daar mee bezig zijn.

Dat gold ook voor “Hinkelen”. Op de stoep tekende we met krijt een hinkelbaan met 10 vakken: één, twee en drie boven elkaar, dan vier en vijf naast elkaar, vervolgens zes en zeven boven elkaar, acht en negen naast elkaar en tenslotte 10 daarboven met een rustvak. Een vlakke steen moest je dan achtereenvolgens in de vakken zien te schuiven en als dat lukte moest je de hinkelbaan heen en terug hinkelen. In het rustvak mocht je met twee benen staan. Raakte je de lijn of kwam je met twee benen op de grond, dan was je "af".

De Montessorieschool

In de wijk de Hoogkamp was in de periode 1945-1955 één lagere school: de Montessorieschool. Er werd les gegeven volgens de methode van de arts Maria Montessori.

De school was gevestigd in vier naast elkaar gelegen en met elkaar verbonden woningen in de Jan Vethstraat met de huisnummers 16-22. De gezamenlijke achtertuin was de speelplaats. Veel kinderen uit de buurt gingen daar aanvankelijk naar school. De kinderen uit Rooms-Katholieke gezinnen zaten op de Heilige Hartschool aan de Bakenbergseweg naast de Heilige Hart kerk.

Nadat ik 6 jaar geworden was ging ik in september 1947 ook naar deze Montessorischool  De rapporten van deze school bestonden niet uit een opsomming van cijfers maar waren een handgeschreven schriftelijk verslag van je gedrag en je vorderingen. Ze geven je achteraf een aardig inzicht hoe je als kind was. Bij het nalezen herken ik de zwakke en sterke punten die later (en nu nog) naar voren zouden komen. Mijn eerste rapport kreeg ik op 19 december 1947 en het was geschreven door juffrouw M. Wierts van Coehoorn. Ook in augustus 1948 en januari 1949 stelde zij mijn rapport op.

Daarna kwam ik in de klas bij juffrouw Arendts. Op de foto zit zij links met Toke de Jong op haar schoot. Dit is bij het Lorenz-monument in park Sonsbeek, waar we als een soort schoolreisje heen waren gegaan. Vandaar dat iedereen netjes gekleed was en  één van de moeders mee ging als begeleidster.  De meeste namen kan ik me niet herinneren, enkelen wel: rechts naast Toke de Jong, Jan Karel Damsté en Tim Krooneman. Op die zelfde rij met blond het haar: Tjarko Wind, links voor hem Jaap Timmermans en recht daarnaast ? van Driel. Op de voorste rij Marja Goossens uit de Mesdaglaan (5e van links), Herman ten Benzel uit de van Goghstraat (7e van links), en Japie Nijdam uit de Mesdaglaan (3e van rechts). Op de voorste rij (2e en 3e van links) zitten twee zusjes Röder, Maja en Hansje, zij woonden op de hoek van de Schelmseweg en de Kemperbergerweg. Zij hadden naar ik meen gehoor-problemen. (Wie meer namen weet: laat het mij weten!!)

Ik herinner me van die tijd dat je zelf de volgorde kon bepalen waaraan je werkte. Dingen die je minder goed lagen stelde je daardoor uit. Je leerde daar b.v. het strikken van veters en bellen in de volgorde van een toonladder zetten. Tekenen deed ik ook veel en meestal kwamen er vliegtuigen en schietende tanks in voor; zo kort na de oorlog niet verwonder-lijk. Het was ook de tijd dat de kinderen nog bijvoeding kregen. Dagelijks werd op school een kwartliterflesje met melk verstrekt. Het was een actieve school.

1947 Voor de Theeschenkerij in Sonsbeek

 

 

 

 

 

 

Een foto gemaakt tijdens een schoolfeest (ca 1948) voor de Theeschenkerij in Sonsbeek

Niet alle namen kan ik me meer herinneren:"= Richard (Mulder?), M=(Willemsen?), O=?,N=? Hoenderdaal ( dominees dochter, zusje van voor haar zittend meisje, woonden tot 1950 aan de van Heemstralaan), T= Tim Krooneman (Mauvestraat 61), E= Herman ten Bensel (van Goghstraat 67), S= Wendelien Lans (van Heemstralaan 64), S=Helga ter Horst? (van Goghstraat 4), O= Frans Hengeveld (van Goijenstraat 3), R=?, I = Arnold Troostwijk (Rembrandtlaan), - =?, S=?, L=? Hoenderdaal (zie N), H= Toke de Jong, O=?, O= Juul Gans (Mesdaglaan 68), L=Beppie Vruggink, !=Wijnand Dalmijn (Bakenbergseweg 205), "=?

 

 Tijdens dat zelfde feest, maar nu met alle leerlingen en onderwijzeressen. Achteraan rechts van de paal  juffrouw Broekman en juf Arendts. Tweede links van de paal juf Wierts van Coehoorn (met bril)

We maakten o.a. schoolreisjes met de gehele school. Eén daarvan ging met een grote Velox bus, type oplegger, naar het Uddelermeer.  Foto: vlak voor het vertrek in de Jan Vethstraat      

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Doordat de school steeds meer kinderen kreeg ontstond er ruimte gebrek. Mijn klas verhuisde naar het riante, vrijstaande herenhuis van dokter Brevet aan de van Ostadestraat tegenover de Albert Cuypstraat. Om er te komen moesten we wel een stukje verder lopen. De gehele benedenverdieping van het huis was ons klaslokaal en buiten spelen deden we op het veldje aan het eind van de straat.

 

Links de klas ca 1949

In de loop van 1949 werd een nieuw hoofd van de school aangesteld. Maar tot ongenoegen van vele ouders moest hij van het bestuur de school in 1950 weer verlaten. Mijn ouders besloten mij daarom van school te halen en naar het Tamboursbosje (school 21) achter het station te laten gaan. Dat kon niet meer lopende en dus kwam er een tweede hands fiets. Op deze school kwam ik weer in de 4e klas, want op de Montessorischool had ik vanwege de vrijheid en m'n speelsheid te weinig opgestoken.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Home