|
Boerderij
de (Grote) Kroone
De
aktes opgenomen, die in dit
overzicht opgenomen zijn, hebben betrekking op of verwijzen naar de eigenaar en/of bewoners van de boerderij de Grote
Krone, gelegen in het kerspel Wijhe in de buurtschap Wechterholte.
(opgetekend
door Jan Rientjes)
deel 5 - f215 - Actum Wijhe, 12 juni 1650
- Richter niet genoemd. In het Gericht zijn verschenen Jan Jansen op den Wijher-Marsch,
weduwnaar van wijlen zaliger Tonnissijen Henderixc. Hij heeft tot mombers
[1]
gesteld over zijn 4 kinderen (Jan, Henrick, Merrijtjen en Albert
Jansen), geprocureerd bij zaliger Tonnissjen Hendericx, Gerrijt
Henricx op de Kroene [Kroone] en zijn broer Henrick Jansen Backer.
Zij nemen onder ede en handtasting deze momberschap aan.
deel 5 - f215 - Actum Anno et
die ut supra. Vno
eodemuz hebben de voorschreven mombers Gerrijt
Hendericx op de Croene [Croone] en Henderick Jansen Backer op
ratificatie van het Gericht een zeker accoord of maagscheiding gehouden
vanwege de onmondigen met de kinderen hun vader Jan Jansen Wijher Marsch
over de nalatenschap van de kinderen hun moeder zaliger Tonnissjen Henricx.
De voorschreven kinderen zullen door de vader eerlijk na zijn staat in kost
en kleren wel onderhouden en grootgebracht [opgebracht] worden, en hij zal
hen schrijven en lezen laten leren. Tevens krijgen zij de linnen en wollen
kleren van de moeder, namelijk een zwarte rok, een paarse rok, en een zwart
lakens hemd, ook nog de zilveren gordel en 5 ellen breeddoek, dit met de
kist van de moeder. Bovendien zullen de kinderen genieten de somma van 40
Carl. gulden eens voor al, welke somma door de vader betaald zal worden
als ieder kind 18 jaren oud is. Tenslotte is de kinderen van hun
bestemoeder
[2]
aangestorven de somma van 22 Carl. gulden min 5 stuiver, welke
de vader ook aanneemt aan de kinderen te betalen. Mede is bedongen dat het
ene kind op het andere zal erven en versterven tot het overlijden van de
laatste toe. Nog is bepaald dat het dochtertje zal genieten, als deze tot
haar huwbare jaren ["hijlickbaer jaeren"] komt een nieuwe
beddeteek tot een bedde peuluwe, en 2 kussens, en dat zonder veren.
Tenslotte is bepaald dat de voornoemde zoons van de bovengeschreven twee
sommen, te weten het aangestorvene van de moeder en dat van de
grootmoeder, zullen genieten ieder de somma van 20 Carl. gulden en het
dochtertje 12 Carl. gulden met de kleren van de moeder en het doek en ook de
kist van de moeder zoals boven verhaald.
Kantlijn
f215: 26 mei 1671 - [geen
Richter vermeld]. De
kinderen Albert en Marijken Jansen bedanken hun vader voor de goede betaling
wegens hun moederlijk goed. Verder bedanken de voorschreven kinderen hun
mombers voor hun momberschap.
Kantlijn
f216: Wijhe, 20 okt 1671 -
[geen Richter en keurnoten vermeld]. Henderick
Jansen verklaart van zijn vader ontvangen te hebben zijn moederlijk
bewijs. Hij bedankt zijn vader voor de betaling.
Onder de
akte op f216 geschreven: [geen datum,
Richter en keurnoten vermeld]. De
mombers verklaren dat de oudste zoon Jan Jansen Timmerman de aan hem bewezen
erfenis ontvangen heeft van zijn vader. Hij bedankt zijn vader voor de goede
betaling.
deel 5 - f224 - [akte doorgekruist] [geen datum vermeld]
- Jan van Sonsbeek, Scholtes tot Wijhe. In het Gericht
is gecompareerd en verschenen de WelEd. Jr. Marten Pinninck thoe Banninck,
de rato caverende voor zijn WelEd. huisvrouw Juffer Engele [-] Ceppel [Keppel]. De comparant verklaart dat hij verkocht
had, gelijk hij verkoopt
krachtens dezes, een jaarlijkse rente vrijgeld van 90 gulden 't stuk 21
stuivers
[3]
Brabants, uit zijn erve genaamd de
Croene [Croone], gelegen in het kerspel van Wijhe ... [verder
niets vermeld].
deel 5 - f225 - Actum Wijhe, 2
apr 1657 - Jan van Sonsbeek, Scholtes tot Wijhe. In het Gericht
is gecompareerd en verschenen de WelEd. Jr. Marthen¹ Pinninck tho
Banninck, de rato caverende voor zijn WelEd. huisvrouw Juffer Engele van
Ceppel [Keppel]. De comparant verklaart dat hij verkocht had, gelijk hij
verkoopt krachtens dezes aan Abraham van Suchtelen en zijn huisvrouw
Hermanna van de Cruijs een jaarlijkse rente van 90 Keizers guldens vrij
geld zonder enige korting, welke binnen het jaar betaald moeten worden en
bij het caulte daarvan moet in het tweede jaar 100 in plaats van 90 gulden
door de verkoper zonder korting uitgereikt worden, dit uit zijn goed en erve
genaamd de Croone, gelegen in het kerspel
van Wijhe in de boerschap Wegterholte. De eerste rente moet betaald worden
op 2 april 1658 en verder van jaar tot jaar tot de aflossing toe, en dit
voor een somma van penningen door de verkoper ontvangen. De comparanten
beloven altijd desnoods een meerder en beter vestenis te zullen doen.
Uitdrukkelijk is bedongen dat de verkopers de voorschreven 90 gulden mogen
aflossen met een kapitaal van 2000 Caroli gulden wanneer dit ter behoorlijke
tijd opgezegd is. ¹ Marthen is waarschijnlijk een zoon van Machorius Pinninck en Anna Maria Stegeman
Onder de
akte op f225 en bovenaan f226 geschreven: Engele van
Keppel, Vrouwe van Pinninck, verklaart dat deze verzegeling van 2000 gulden
op het erve de Krone de dato 2 april 1657
door haar allerliefste [-] gepasseerd is met haar "kentenisse"
is geschied; zij approbeert en keurt dit alsnog alsnog goed.
Kantlijn f225:
[geen Richter en keurnoten vermeld]. Abraham
van Suchtelen verklaart van deze verzegeling afstand te doen, daar hij op een
andere manier gecontenteerd is. deel 41, f113 - 5 sep 1659
- Coram Richter J. van Sonsbeek. In het Gericht
is verschenen Antonij Geersen, kerkmeester tot Dalfsen en Warner van de
Vecht. Zij hebben arrest en beslag gedaan voor de derde reis op op 't erve
de Croone, in dit kerspel gelegen,
toebehorende de WelEd. Geb. Marten Pinninck toe Bannick, met verzoek dat het
voornoemde arrest en beslag aan Gerrit [-], meijer
op 't voornoemde erve mag geinsinueerd en dit ten prothocolle gerecesseerd
wordt. - Dit heeft het
Gericht geaccordeerd en de gercehtsdienaar gelast hiervan insinuatie aan de
meijer te doen.
deel 5 - f367 - Actum Wijhe, 8
aug 1660 - Coram Richter J. van Sonsbeek, Scholtes tot Wijhe. In
het Gericht van Wijhe zijn verschenen de WelEd. Jr. Marten Pinninck toe
Banninck, en zijn WelEd. huisvrouw Me Vrouw Engele van Keppel, tutore viro.
Zij hebben voor een somma van penningen, aan hun WelEd. ten genoege voldaan
en betaald, verkocht en verschreven aan de Eerbare Janneken van Suchtelen,
weduwe van wijlen de Heer Jan Menninck, een losrente van 135 gulden
jaarlijks, waarvan het eerste jaar rente verschijnen zal vrij geld, zonder
korting van enige verponding of andere ongelden, zo op zodanige rentebrief
"gesettet" zijn of nogmaals enigszins "gesettet"
mochten worden uit hun WelEd. goed en landerijen de
Croone genaamd, in dit Scholtambt gelegen, en de voornoemde rente
zal door de meijer
[4]
jaarlijks prompt betaald worden. Derhalve dragen hun WelEd.
met hand, halm en mond deze jaarijkse renteverschrijving van 135 gulden
aan handen en ten profijte van Janneken van Suchtelen, weduwe Menninx
voornoemd. Zij beloven deze altijd te willen wachten en waren voor evictie
en alle opsprake als volgens het recht, en desnoods op verzoek een beter
en sterker vestenis te doen, dit met het voorbehoud dat de comparanten of
hun erfgenamen deze rente altijd met een kapitaal van 3000 Caroli gulden
mogen lossen of kwijtkopen, wanneer de opzegging een half jaar voor de
verschijndag wordt gedaan. (De
Scholtes tekent en zegelt, en dit wordt tot meerder vestenis door de Heer
comparant in zijn voorschreven kwaliteit gedaan).
Kantlijn
hierbij op f367: Wijhe, 24
aug 1717 - Richter Johan Hermen van Hemert. In dit Gericht
is verschenen de Hr. Antonij Mennink, voor Zijn WelEd. zelf en als
gevolmachtigde van zijn moeder Vrouw Sibilla ten Nuil, weduwe van wijlen
de Heer Gerh. Mennink (vermogens procuratie voor Burgemeesteren, Schepenen
en Raden van de stad Deventer de dato 23 mrt 1705 gepasseerd). Hij
verklaart in de voorschreven kwaliteit voldaan te zijn door de HoogWelGeb.
Hr. O.E. van Hövel van deze renteverschrijving ad 3000 gulden kapitaal, met
alle interest daarvan, dit zoals in tegenoverstaande akte van 8 aug 1660
breder staat gespecificeerd. Hij verzoekt derhalve dat deze akte ten
prothocolle mag worden geroyeerd.
deel 6 - f121 - Actum Wijhe, 6 mei 1664 -
Coram Richter J. van Sonsbeek, Schout tot Wijhe. In
het Gericht is gecompareerd de WelEd. Marten Pinninck toe Banninck. Hij
verklaart voor hem zelf en mede voor zijn WelEd. huisvrouw [niet genoemd],
met attestatie en procuratie daarvan voor de Edel Achtbare Magistraat van
de stad Deventer verleend, dat hij heeft verkocht aan Hendericus
Hellendoorn JVL een jaarlijkse losrente van 120 gulden. Onderpand is het
goed genaamd de Croone, gelegen in dit
kerspel van Wijhe. De koopsom is voldaan en de renteschrijving van 120
Caroli gulden, te lossen met 3000 gulden, wordt gecedeerd.
Kantlijn
f121: 17 juni 1669 - Richter J.
van Sonsbeek. Keurnoten
Lancelotius Sonsbeek en Mense Jacobs.
Verschenen is Jannes Kluppel, koopman in de stad Deventer. Hij
verklaart
op dit kapitaal, op de andere zijde genomineerd, van 3000 Caroli gulden
ontvangen te hebben 1500 Caroli gulden.
Kantlijn
f121: 1 mei 1671 - D. Vervoort,
verwalter Schout. Keurnoten Hendrik
Gerrits Backer en Jan Jacopsen. Gecompareerd
zijn de Heer Pininck en Albert van Dickhuisen. Op de
verzegeling wordt afgelost 200 Caerrel [Caroli] gulden.
Kantlijn
f122: 8 okt 1683 - Verwalter
Richter Herm. Roeck. Keurnoten Jan
Hendrix en Gerrit Berents. Gecompareerd
is Jan van Dijckhuisen. Hij verklaart in mindering van deze verzegeling van
de Heer Pinninck ontvangen te hebben 300 Caroli gulden.
Kantlijn
f122: Wijhe, 16 sep 1717 -
Richter J.H. van Hemert. Keurnoten de HWGeb.
Hr. D.A. Blankvoort en Gerrit Gerrits. Cessat
volgens volgens verklaring van de E. Henricus Deutelius in dato 16 sep 1717
in het prothocol van vrijwillige jurisdictien op de voorschreven datum
geregitreerd pro relatio.
deel 6 - f237 - Actum Wijhe, 14
apr 1671 - Derrick Vervoort, Verwalter Schultes tot Wijhe. In het Gericht
zijn persoonlijk gecompareerd en verschenen de HoogEd. Geb. Martijen
Pinninck tot Banninck en Engell van Keppel, Dochter van H...
[vlek] Wolbeeck, geassisteerd als haar momber door haar eheman de HoogEd.
Geb. van Keppel van Walbeeck. Zij verklaren in een erfkoop te hebben
verkocht en hierbij te verkopen het erve de Croone,
met het recht en de gerechtigheid, oude en nieuwe toebehoor, gelegen in het
kerspel Wijhe in de buurtschap Wechterholte, in eigendom aan de HoogEd.
Geboren Vrouwe Joanna Pinninck, wedwue van de HoogEd. Geboren en Manhaffte Otto Ernst van
Menninckhuijsen. De koopsom is voldaan en betaald, en de verkopers doen van het goed de
Croone cessie, transport en overdracht. deel 43 - 6 sep 1683 -
Verwalter Richter Herm. Roeck. In het Gericht
is gecompareerd pr. Jacob Tichler, als gevolmachtigde van Sr. Gerhard
Menninck. Hij doet krachtens een zekere renteverschrijving ter somma van
135 Caroli gulden jaarlijks, staande gevestigd op het erve en geod genaamd de
Croone, gelegen in dit Gericht in de bourschap Wegterholt, in dato
8 aug 1660 door wijlen de Heer Marten Pinninck toe Banninck en zijn WelEd.
huisvrouw Engele van Keppel ten profijte van Jenneken van Suchtelen,
weduwe van wijlen de Heer Jan Menninck, waarvan zijn principaal thans
eigenaar is, gepasseerd, en alzo daarvan verscheiden jaren ten achteren
zijn, en tot minnelijke betaling de rentegever niet kan worden geïnduceerd,
zo is men genoodzaakt geworden de middelen rechtens bij de hand te nemen,
doende dien ten gevolge panding op de gerede goederen, en bij insufficience
op de grond zelfs van het voorschreven erve en goed de
Croone genaamd, de Hr. Monninckhuijsen, of zijn WelGeb. moeder
toestending, ten fine om daaraan te verhalen een binnen, buiten en lopend
jaar rente van 135 gulden jaarlijks, alles nochtans ter goeder rekeninge en
bewijs betalinge afgetrokken, verzoekende, dat daarvan de behoorlijke
insinuatie, exploict en relaas volgens het Landrecht moge worden gedaan. Met
beding van kosten. - De verzochte
panding, alsmede insinuatie, exploict en relaas van dien worden volgens het
Landrecht geaccordeerd.
deel 43 - 20 sep 1683 -
Verwalter Richter Herm. Roeck. Gecompareerd is
de gevolmachtigde van Sr. Gerh. Menninck, doende op heden, ingevolge van
14 dagen gedane, en nog met geld, nog ook met eerst afgedane panding,
opbading aan het gerede van het erve en goed de
Croone, de Hr. Monnickhuijsen. of zijn WelGeb. moeder toestendig,
ten fine om daaraan te verhalen zodanige somma als bij de akte van panding
uitgedrukt is. Verzoekende hiervan ten prothocolle insinuatie, exploict en
relaas als volgens het Landrecht, met eismaking van kosten. - De verzochte
opbading, alsmede insinuatie, exploict en relaas worden volgens het
Landrecht geacoordeerd.
deel 43 - 4 okt 1683 -
Verwalter Richter Herm. Roeck. Gecompareerd is
de gevolmachtigde van Gerh. Menninck, doende op heden na voorgaande panding
en daarop gedane opbading, aaneigening aan het gerede van het erve en goed de
Croone genaamd, gelegen in dit Gericht, de Vrouw wed. Monninckhuijsen
toestendig, ten fine om daaraan te verhalen, zodanige somma, als bij de
akte van panding uitgerdrukt, met de kosten, verzoekende hiervan
prothocollatie, insinuatie en relaas als volgens het Landrecht, en
vervolgens dat door het Gericht in ogenschijn mag worden genomen, of
genoemde mobilia voor de gepandede somma sufficient zij, dan niet, zo niet,
dat hem comparant daarvan een akte mag woren verleend om te strekken naar
behoren, met beding van kosten. - De verzochte
aaneigening, prothocollatie, insinuatie en relaas worden volgens het
Landrecht geaccordeerd.
deel 43 - 18 okt 1683 -
Verwalter Richter Herm. Roeck. De termijn van
opbading aan het erve en goed genaamd de Croone
wordt op verzoek van de Hr. Monnickhuijsen noje. matris, en diens meijer
hoop van betaling uitgesteld de tijd van 6 weken, blijvende de kosten van
deze termijnen tot uitdracht van zaken gereserveerd.
deel 7 - f192 - Op 11 mrt 1685
is de volgende maagscheiding op verzoek van de weduwe van wijlen Gerrit
Menninck in dit prothocol geïnsereerd. Deze luidt: Mijn
zaliger broer Gerhard Menninck heeft bij zijn leven aan de ondergetekende
verscheidene penningen verstrekt, ook heeft hij kapitalen genegotieerd,
die hij alleen heeft getekend, en waarvoor hij zijn crediet alleen
geïnterponeerd heeft, en wij de immobiele goederen, die ons van onze ouders
zijn aangestorven zijn, tot nu toe onverdeeld en bezeten hebben, en nog
bezitten. En er is bij zijn leven geen finale scheiding en afrekening
gehouden, is het daarom zo dat ik tot gerustheid en indemnisatie van mijn
zuster Mennincks, door de vorm van een maagscheiding met haar E.
overeengekomen en geaccordeerd, dat deze voor haar en haar kinderen
mijn aanparten en aandelen van de hierna vermeld goederen, als daar zijn
het erve Wolthuijs, Veninck, Alpherdinck, de helft van een stuk hooiland,
met een stuk zaailand of weideland, uit het erve Nienhuijs te Bathmen
gelegen, het halve erve 't Hengelo, de hof voor de Brinkpoorte gelegen,
het halve huis waarin onze moeder woont, ons bestemoeders [grootmoeders]
huis genaamd den Bijenkorff, mijn aanpart van 3000 gulden in de
Krone verzegeld, en de 1500 gulden ten laste van de Hr. van Raene,
1000 gulden ten laste van Lespiere, en 400 Caroli gulden ten laste van
de Heer van Langeveldslo, in het geheel voor haar en haar Ed. kinderen zal
krijgen en behouden de voorschreven goederen, die hierdoor aan haar E.
worden gecedeerd en in Solutum overgegeven. Dit onder de voorwaarde
[conditie] dat mijn voorschreven zuster Mennicke tot haar Ed. en tot haar
Ed. kinderen hun laste zal nemen al de voorschreven kapitalen, zoals
mijn zaliger broer die genegotieerd heeft, en mij daarvoor te indemniseren en
schadeloos te houden, en ook gehouden zal zijn voor
mijn reis, zoals ik die eerstdaags van plan ben [vermeine] die aan te
vangen een behoorlijke uitzet van 400 gulden te geven [doen], en [mij]
bij mijn terugkomst behoorlijk in kost en kleren te onderhouden. Willende en
belovende wij ondergeschrevenen dit bovenstaande als een erfmaagscheiding van onze goederen "in allen delen
punctuelick te achtervolgen", en dat dit accoord zo veel kracht zal hebben, als
een "maagscheijt ofte moetsoen", of andere gerichtelijke akte
hebben kan. Getekend met
onze eigen handen, naast de Heren burgemeesteren Wilhelm Nilant en Wilhelm
Muijs getekend en bekrachtigd [door Joan Menninck], Deventer 2 feb 1685. Er onder stond: Sibilla Ten Nuijl, wed. Mennincks, en
deel 7 - f193 - Na gedane collatie is deze met het
originele instrument van woord tot woord accoord bevonden. deel 43 - 6 sep 1683 -
Verwalter Richter Herm. Roeck. In het Gericht
is gecompareerd pr. Jacob Tichler, als gevolmachtigde van Sr. Gerhard
Menninck. Hij doet krachtens een zekere renteverschrijving ter somma van
135 Caroli gulden jaarlijks, staande gevestigd op het erve en geod genaamd de
Croone, gelegen in dit Gericht in de bourschap Wegterholt, in dato
8 aug 1660 door wijlen de Heer Marten Pinninck toe Banninck en zijn WelEd.
huisvrouw Engele van Keppel ten profijte van Jenneken van Suchtelen,
weduwe van wijlen de Heer Jan Menninck, waarvan zijn principaal thans
eigenaar is, gepasseerd, en alzo daarvan verscheiden jaren ten achteren
zijn, en tot minnelijke betaling de rentegever niet kan worden geïnduceerd,
zo is men genoodzaakt geworden de middelen rechtens bij de hand te nemen,
doende dien ten gevolge panding op de gerede goederen, en bij insufficience
op de grond zelfs van het voorschreven erve en goed de Croone genaamd, de
Hr. Monninckhuijsen, of zijn WelGeb. moeder toestending, ten fine om daaraan
te verhalen een binnen, buiten en lopend jaar rente van 135 gulden
jaarlijks, alles nochtans ter goeder rekeninge en bewijs betalinge
afgtetrokken, verzoekende, dat daarvan de behoorlijke insinuatie, exploict
en relaas volgens het Landrecht moge worden gedaan. Met beding van kosten.
deel 43 - 20 sep 1683 -
Verwalter Richter Herm. Roeck. Gecompareerd is
de gevolmachtigde van Sr. Gerh. Menninck, doende op heden, ingevolge van
14 dagen gedane, en nog met geld, nog ook met eerst afgedane panding,
opbading aan het gerede van het erve en goed de
Croone, de Hr. Monnickhuijsen. of zijn WelGeb. moeder toestendig,
ten fine om daaraan te verhalen zodanige somma als bij de akte van panding
uitgedrukt is. Verzoekende hiervan ten prothocolle insinuatie, exploict en
relaas als volgens het Landrecht, met eismaking van kosten. - De verzochte
opbading, alsmede insinuatie, exploict en relaas worden volgens het
Landrecht geacoordeerd.
deel 43 - 4 okt 1683 -
Verwalter Richter Herm. Roeck. Gecompareerd is
de gevolmachtigde van Gerh. Menninck, doende op heden na voorgaande panding
en daarop gedane opbading, aaneigening aan het gerede van het erve en goed de
Croone genaamd, gelegen in dit Gericht, de Vrouw wed. Monninckhuijsen
toestendig, ten fine om daaraan te verhalen, zodanige somma, als bij de
akte van panding uitgedrukt, met de kosten, verzoekende hiervan
prothocollatie, insinuatie en relaas als volgens het Landrecht, en
vervolgens dat door het Gericht in ogenschijn mag worden genomen, of
genoemde mobilia voor de gepandede somma sufficient zij, dan niet, zo niet,
dat hem comparant daarvan een akte mag woren verleend om te strekken naar
behoren, met beding van kosten. - De verzochte
aaneigening, prothocollatie, insinuatie en relaas worden volgens het
Landrecht geaccordeerd.
deel 43 - 18
okt 1683 - Verwalter Richter Herm. Roeck. De termijn van
opbading aan het erve en goed genaamd de Croone
wordt op verzoek van de Hr. Monnickhuijsen noje. matris, en diens meijer
hoop van betaling uitgesteld de tijd van 6 weken, blijvende de kosten van
deze termijnen tot uitdracht van zaken gereserveerd.
deel 7 - f194 - Wijhe, 2 apr 1685
- Herman Roeck, Verwalter Scholtes tot Wijhe. In
het Gericht is verschenen procurator Jacob Tichler, in zijn kwaliteit als
gevolmachtigde van de E. Joan Menninck (volgens akte van constitutie
voor Burgemeesteren, Schepenen en Raden van de stad Deventer op 31 mrt 1685
gepasseerd). Voor zijn principaal Joan Menninck heeft hij gecedeerd en
getransporteerd, en in overeenstemming [conformite] van het accoord of
maagscheiding op 2 feb 1685 tussen genoemde Joan Menninck en zijn zuster
Sibilla ten Nuijl, weduwe van wijlen Gerhard Menninck, binnen de stad
Deventer opgericht, aan de genoemde weduwe Mennincks en diens kinderen
en erfgenamen in volledig eigendom overgeven, gelijk hij hierbij
cedeert, transporteert en overgeeft, de halfscheid van een zekere
renteverkoping of het recht, zoals hij comparant qqa. ten laste van de
erfgenamen van wijlen de Heer Marten Pinninck toe Banninck ad 3000 gulden
kapitaal, of 135 gulden jaarlijks, heeft gezegeld en gevestigd op
het erve en goed genaamd de Croone, gelegen in dit Gericht in de buurtschap
Wechterholt.
deel 7 - f195 - Teneur van de Volmacht. 31 mrt
1685 -
Voor Burgermeesteren, Schepenen en Raden van de stad
Deventer is verschenen Joan Menninck. Hij constitueert en volmachtigt de
E. Jacob Tichler, procurator alhier, om uit zijn naam, wegens een zeker
accoord of magescheijt tussen hem en zijn zuster Sibilla ten Nuijl, weduwe
Mennicks op [geen dag vermeld] [2] feb 1685 binnen deze stad opgericht, te
transporteren aan genoemde zijn zuster [Sibilla ten Nuijl] en haar
erfgenamen de goederen en renteverschrijving, zoals die volgens dit
accoord gespecificeerd staan, als het erve Wolthuijs, Veninck, Alpherdinck, de helft van een stuk
hooiland, met een stuk zaailand of weideland, uit het erve Nienhuijs te Bathmen gelegen, het halve erve 't
Hengelo, de hof voor de Brinkpoorte gelegen, het halve huis waarin
zijn moeder woont, zijn bestemoeders [grootmoeders] huis genaamd den
Bijenkorff, zijn aanpart van 3000 gulden in de
Krone verzegeld, en de 1500 gulden ten laste van de Hr. van Raene,
1000 gulden ten laste van Lespiere, en 400 Caroli gulden ten laste
van de Heer van Langeveldslo. Bekrachtigd met ons stadssecreetzegel, en subscriptie van een onzer secretarien, 31 mrt 1685. Ondertekend: A. van Boekholt, secret. deel 44 - 18 feb 1686 -
Verwalter Richter H. Roeck. In het Gericht
is gecompareerd adv. Herm. Kemenerus, als gevolmachtigde ban Gerrit
Marschman, [-] Dijckman, Cornelis op de Kroone
en Gerrit Assendorp, de rato caverende voor de gezamenlijke inwoners van
het bourschap Wechterholt. Zij verklaren dat zij bij appoinctement van de
Ed. Mo. Heren Gedep. van 12 sep 1682 hebben verstaan, dat zijn in hun
kwaliteit als collecteuren der redemtiemiddelen en schoorsteengeld van de
bourschap Wechterholt zouden hebben te reguleren volgens de resolutie van
Ridderschap en Steden van 22 mrt 1672. Over 1680 en 1681 (en eventueel
1678 en 1679) zijn daarvan nog verschuldigd de landheren en eigenaren,
met verzoek binnen 14 dagen te betalen, van het erve de Sluirick, het erve
de Hove [Hoeve] en het erve Wellenbergh.
deel 45 - [-] - 4 nov 1687 - [geen Richter en keurnoten vermeld]. Gecompareerd is
in het Gericht de advocaat Jacob Tichler, als gevolmachtigde van de weduwe
van wijlen Gerrit Menninck. Hij verzoekt omni meliori modo ac forma na
Landrecht panding op het gerede van Cornelis op de
Croone, de Heren erfgenamen Pinnincks toebehorende, ten fine, om
daaraan te verhalen een binnen, buiten en een lopend jaar rente ad 135
Caroli gulden jaarlijks, ter goeder rekeninge en bewijslijke betaling
afgetrokken, verzoekende dat deze panding ten signate gebracht en daarvan
de insinuatie meuge geschieden. - De verzochte
panding met de insinuatie van dien wordt toegestaan.
In het Gericht
is gecompareerd advt. J. Tichler, als gevolmachtigde van de weduwe van
wijlen Willem Mennincks. Hij verzoekt omni meliori modo ac forma na
Landrecht panding aan het gerede van Cornelis op de
Croone, de Vrouw wed. Monninckhuijsen toestendig, ten fine, om
daaraan te verhalen hetgeen bij vorige akte van panding in dato 4 mei 1687
gespecificieerd, quorsium relatio, en vermits dese panding op enige gedane
belofte en betaling van wijder contentemeert, niet is vervolgd, zo verzoekt
comparant, dat hier van de novo, de wete geaan, en de meijer insinuatie
moge geschieden, alles onder protest van vorige en deze kosten. - De verzochte
panding, wete, insinuatie en relaas van dien wordt na Landrecht
geaccordeerd.
Gecompareerd is
de gevolmachtigde van de wed. Mennincks. Hij verzoekt ingevolge heden 14
dagen gedane panding, opbading aan de gerede goederen van de meijer op de
Croone, de vrouw wed. Monnickhuijsens toestendig, ten fine als bij de
vorige akten uitgedrukt, en dat de voorschreven weduwe Mennicks daar aan
moge worden geëigend, alles met beding van kosten. - Also de wete
van aanpanding, niet na behoren is afgegaan, zo wordt de verzochte opbading
en aaneigening de tijd van 14 dagen in staat uitgesteld.
In het Gericht
is gecompareerd pr. Jacob Tichler, als gevolmachtigde van de weduwe van
wijlen Gerrit Menninck. Hij doet wederom omni meliori modo ac forma na
Landrecht panding op het gerede van Cornelis op de
Croone, ten fine en zoals bij de akten van 4 nov 1687 en 16 feb 1688
respective is uitgedrukt, versoekende daarvan behoorlijke insinuatie en
relaas na Landrecht, onder beding van kosten. - De verzochte
panding met de insinuatie en relaas van dien wordt na Landrecht
geaccordeerd.
deel 46 - f158 - 17 jan 1689
- [geen Richter en keurnoten vermeld]. In het Gericht
is gecompareerd pr. Jacob Tichler, als gevolmachtigde van de weduwe van
wijlen Gerrit Menninck, en doet ingevolge vorige pandingen op 4 nov 1687 en
14 juni 1688 resp. gedaan, wederom aanpanding aan de gerede goederen van Cornelis
op de Croone, ten fine, om daaraan te verhalen een binnen, een
buiten en lopend jaar rente ad 135 Caroli gulden jaarlijks, procederende uit
kracht van de verzegeling in dato 8 aug 1660 door wijlen de Hr. Marten
Pinninck daarin gevestigd, en nu de Vrouw weduwe Pinnincks op Buschcamp
toestendig, verzoekende hiervan denunciatie aan de meijer, en weete aan de
eigenaarse, ten fine als na Landrecht. - De verzochte
panding et denunciatie en weete van dien wordt na Landrecht geaccordeerd.
In het Gericht
is gecompareerd pr. Jacob Tichler, als gevolmachtigde van de weduwe van
wijlen Gerrit Menninck, en verzoekt, na voorgaande panding aan het gerede
van het erve de Crone, dat op heden in
termino de opbading zijn voortgang moge gewinnen, en de comparant qqa. aan
het gerede geëigend na Landrecht, en dat hier van de landzedelijke
insinuatie moge geschieden, alles onder protest van kosten. - Vermits de
panding niet geïnsinueerd heeft kunnen worden, wordt verstaan, dat de
insinuatie van deselve eerst en vooraf zal moeten geschieden.
deel 46 - f175 - 14 feb 1689
- Verw. Richter Herm. Roeck. In het Gericht
is gecompareerd pr. Jacob Tichler, als gevolmachtigde van de weduwe van
wijlen Gerrit Menninck, en vezoekt alsnog opbading en aaneigening van de
gerede goederen van Cornelis op de Croone,
ten fine als bij de vorige akten geëxpresseerd quo relatio, met verzoek van
insinuatie en relaas na Landrecht, onder beding van kosten. - Vermits de
aanpanding mog niet heeft kunnen geschieden wordt deze opbading en
aaneigening 14 dagen uitgesteld.
In het Gericht
is gecompareerd Dr. ten Brinck, als gevolmachtigde van de curatoren over de
boedel van de wed. Greven, en doet krachtens de verzegeling van 6 mei
1664 omni meliori modo ac forma na Landrecht panding aan de gerede goederen
van het erve en goed de Croone, gelegen in
dit Gericht van Wijhe, en de Vrouw van Monninckhuijsen toebehorende, en sulx,
om daar aan te verhalen 3 jaren rente, ad 40 Caroli gulden jaarlijks, het
laatste op 6 mei 1688 verschenen, tot goede rekening, en alle bewijslijke
betaling afgetrokken, verzoekende, dat landzedelijk exploict en weete, resp.,
zowel aan Vrouw eigenaresse, als aan de meijer moge geschieden, en hem
comparant qqa. relaas wedervaren, onder protestatie van kosten, etc. - De verzochte
panding met de insinuatie en relaas van dien wordt na Landrecht toegestaan.
In het Gericht
is gecompareerd pr. Tichler, als gevolmachtigde van de weduwe van wijlen
Gerrit Menninck, en verzoekt ingevolge verzochte panding, en daarvan
gedane insinuatie, opbading en aaneigening aan de gerede goederen van Cornelis
op de Croone, de Vrouw wed. Moninckhuijsen toestendig, ten fine en
oorzake, als bij de akte van panding uitgedrukt, quo relatio, en dat daarvan
insinuatie mag geschieden na Landrecht, met expres beding van kosten. - De verzochte
opbading en aaneigening met relaas van dien wordt na Landrecht geaccordeerd.
deel 46 - f202 - 14 mrt 1689
- [geen Richter en keurnoten vermeld]. In het Gericht
is gecompareerd pr. J. Tichler, als gevolmachtigde van de weduwe van wijlen
Gerrit Menninck, en verzoekt alsnog pandhaling en pandslijting van de gerede
goederen van Cornelis op de Croone, de Vrouw
wed. Monninckhuijsen toestendig, ter oorsake als bij de vorige akten
uitgedrukt, quo relatio. - Deze
pandhaling wordt op belofte van betaling voor de tijd van 6 weken in staat
gelaten.
In het Gericht
is verschenen de gevolmachtigde van de curatoren van de boedel van de wed.
Greven, en doet ingevolge voorgaande panding, en ten dien fine, en uit
redenen, als bij de voorgaande akte, quo relatio, opbading aan het gerede
van het erve en goed de Croone, de Vrouw
wed. Monninckhuijsen toebehorende, verzoekende aan de panden te moegen
worden geëigend mitsgaders dat hem comparant qqa. landzedelijk exploict,
insinuatie en relaas moge wedervaren, onder protest van kosten. - Op het verzoek
van Dr. Kluppel, als gevolmachtigde, en zich sterk makende voor de Vrouw
wed. Monninckhuijsen, wordt deze zaak tot de eerste rechtdag na de vacantie
in statu gecontinueerd.
deel 47, f272 - 22 mei 1691, vermits
"de Hemelwaerts dach" van gisteren - Verw. Richter Herm. Roeck. In het Gericht
is verschenen pr. J. Tichler, als gevolmachtigde van de weduwe van wijlen
Gerr. Menninck. Hij doet omni melioro ac forma na Landrecht panding aan het
gerede van Corn. Croneman, de erfgenamen
Hovels toestendig, ten fine om daaraan te verhalen een binnen, een buiten, een lopend jaar rente ad 135 jaarlijks, alles nochtans ter goeder
rekening en de bewijslijke betalingen afgetrokken. Hij verzoekt hiervan
insinuatie, wete en exploict na Landrecht, onder protest van kosten. - De verzochte
panding, met de interest van dien, wordt na Landrecht geaccordeerd.
deel 47 - f282 - [11 juni 1691]. In het Gericht
is gecompareerd pr. J. Tichler, als gevolmachtigde van de weduwe van wijlen
Gerrit Menninck. Hij doet omni meliori modo ac forma na Landrecht opbading
aan het gerede van Cornelis op de Crone, de
erfgenamen van wijen de Hr. Hoevel toestendig, ten fine om daaraan te
verhalen hetgeen bij de akte van panding is weergegeven [g'expresseert],
met de kosten. Hij verzoekt [dat] daaraan geëigend te mogen worden, en dat
hiervan de wete en insinuatie na Landrecht mag geschieden. - Het verzochte
wordt geaccordeerd.
deel 47, f302 - [17
sep 1691]. In het Gericht
is gecompareerd pr. J. Tickler, als gvolmachtigde van de weduwe van wijlen
Gerrit Menninck. Hij doet omni meliori modo ac forma na Landrecht panding
aan het gerede van Cornelis op de Crone, de
Vrouw wed. Monninckhuijsen toestendig, ten fine om daaraan te verhalen ten
eerste de kosten wegens interative gedane panding daarop gelopen, een ten
anderen een binnen-, een buiten- en [een] lopend jaar rente, ad 135 gulden
jaarlijks, alles nochtans tot goede rekening. Hij verzoekt hiervan
behoorlijke insinuatie, wete en relaas na Landrecht, onder beding van
kosten. - De verzochte
panding, insinuatie en wete aan de eigenaresse [de eigenaarse] worden na
Landrecht geaccordeerd.
deel 47, f342 - [4 feb 1692] In het Gericht
is gecompareerd pr. J. Tickler, als gevolmachtigde van wijen Gerhard
Menninck. Hij verzoekt ingevolge panding en op 15 oktober 1691 geobtineerde
opbading en aaneigening, executie van de gerede goederen van Cornelis
op de Crone, ten fine als bij de vorige akten uitgedrukt, quo
relatio, makende uitdrukkelijke eis van kosten. - De verzochte
executie wordt na Landrecht toegestaan.
deel 47, f428 - [7 sep 1693]. In het Gericht
is verschenen Dr. ten Brinck, als gemachtigde van de Landrentmeester Jan van
Boockholt en Jan Snijder, in de kwaliteit als curatoren over de boedel van
de weduwe Greven. Hij doet uit kracht van de verzegeling van 6 mei 1664 omni
meliori modo at forma na Landrecht panding aan het gerde, alsmede de
vruchten en pachten van het erve en goed de Croone,
de Vrouw weduwe Monninckhuijsen toebehorende en in dit Gericht gelegen, en
dit om daaraan te verhalen 5 jaren rente, zijnde 40 Caroli gulden jaarlijks,
het laatst verschenen op 6 mei 1693, tot goede rekening en alle bewijslijke
betaling afgetrokken, alsmede ten reguarde van de meijer in conformite van
het nieuwe reglement art. 1. Hij verzoekt landzedelijk exploict en
insinuatie, zowel aan de voorschreven Vrouw Monninckhuijsen en de andere
eigenaars en possesseurs van het voorschreven erve de
Croone [mochten wezen], als aan de meijer, met gerichtelijke
interdictie, om niets te betalen of te laten uitvolgen voor en aleer deze
zaak met geld of met recht zal wezen afgedaan, op poene van een tweevoudige
betaling, onder protest van kosten, etc. - De verzochte
panding met insinuatie en relaas van dien, alsmede net de interdictie, wordt
na Landrecht geaccordeerd.
deel 47 - f432 - [21
sep 1693]. In het Gericht
is verschenen Dr. ten Brinck, las gemachtigde van de Landrentmeester Joan
van Boeckholt en Jan Snijder, als curatoren over de boedel van de wed.
Greven. Hij doet ingevolge voorgaande panding, en ten dien fine uit redenen
als bij de vorige akte en wete quo relatio, omni meliori modo et forma na
Landrecht opbading aan het gerede, alsmede aan de vruchten en pachten van
het erve en goed de Croone, de Vrouw weduwe
Munninckhuijsen toebehorende, en in dit Ed. Gericht gelegen. Hij verzoekt te nogen worden geëigend, alsmede dat hem comparant
qqa. landzedelijk exploict, wete, insinuatie en relaas mag werdervaren, om
interatief beding van kosten, etc. - Vermits van de
insinuatie van de panding en wete was gebleken, zo wordt de verzochte
opbading en aaneigening, met de insinuatie, exploict, wete en relaas van
dien na Landrecht geaccordeerd.
deel 49 - 23 juni 1701 –
Mr. Claude
Nicolas de Champagne, in dezen geassisteerd met advocaat Everhard Rouse,
geeft over een akte van requisitie van haar WelEd. HoogAchtb. de Heren van
de Magistraat van de stad Deventer. Hij doet panding op de verschenen en
nog te verschijnen pachten en opkomsten van de erven de
Crone en Overmars, resp. in de bourschapppen Wegterholte en
Hengeveld gelegen, in dit Gericht, dit voor zover de Hr. captain Jurrian
Palik van Hövel daaraan gerechtigd is. deel 50 - 16 feb 1702 - De erven en
goederen de Croone en Avermars, in de
buurschappen Wechetrholt en Hengevelt gelegen, voor zover de WelGeb. Hr.
Ar. Jurrien Pallick van Hovel daartoe berechtigd is, zullen door distractie
verkocht worden.
deel 10 - f151 - 24 jun 1717
- Richter Johan Hermen van Hemert. Verschenen zijn
Lucas Bruins, en zijn zoons Engbert en Gerrit Lucas, zijn dochter Cornelia
Lucas, en verder Hendrik op de Grote Krone
en ... [geen voornaam vermeld] Meijman. Zij hebben gerichtelijke
distractie verkregen van zijn goederen op 21 nov 1711, dit ter instantie
van Vrou weduwe Oijers. Alle goederen, die aangekocht zijn, bezit hij alleen
maar ter leen.
deel 10 - f159 - 16 sep 1717
- Richter Johan Hermen van Hemert. Verschenen is de
E. Henricus Deutelius, koster alhier, als gevolmachtigde van de Hr.
Joost Sockink, Burgemeester te Deventer, medecrediteuren van de weduwe
van wijlen Peter Greven (volgens procuraie te Deventer). Hij verklaart
dat de HoogWelGeb. Hr. Otto Ernst van Hovel heeft afgelost de rest van het
kapitaal van 300 gulden (volgens gecasseerde verzegeling d.d. 6 mei
1664), gevestigd als hypotheek op het erve de
Krone. deel 10 - f173 - 25 okt 1717
- Richter Johan Hermen van Hemert. Verschenen is de
brouwer [te Deventer] Gosen van der Souw, als gevolmachtigde van de
HoogWelGeb. Hr. Otto Ernst van Hovel toe het Wesevelt en diens eheliefste Vrouw
Hendrieta Aleida Doijs (volgens procuratie te Deventer). Zij transporteren aan Hendrik
Cornelissen en Willemken Kornelissen, ehelieden, het goed van de
comparanten, genaamd de Krone, gelegen
in Wegterholt naast het erve den Dijsselhof. deel
10 - f174 - 22 okt 1717 - Teneur van de
volmacht, opgemaakt te Deventer.
deel 10 - f175 - 25 okt 1717
- Richter Johan Hermen van Hemert. Hendrik
Cornelissen op de Krone en
Willemken Kornelissen, ehelieden, hebben aan de Hr. Otto Ernst van Hovel
de kooppenningen betaald voor het erve de Grote
Crone. Dit bedrag, groot 3000 gulden, zijn zij als hypotheek
schuldig aan de E. Gosen van der Souw, brouwer tot Deventer. Onderpand
is het erve en goed de Crone.
Kantlijn
hierbij: 24 nov 1738 - Richter
Johan Hermen van Hemert. Verschenen is
Gosen van der Souw, welke verklaart dat de hypotheek van 3000 gulden door Hendrik
Croneman is afgelost. De akte wordt geroieerd.
deel 10 - f275 - 13 jun 1719
- Gesubst. Richter Henricus Deutelius. Verschenen is
Hendrikjen Berents, weduwe van Jan Kornelis
Kroneman op den Meij. Zij verkrijgt tot mombers over haar 3 onmondige
kinderen (Kornelis, Gerrechien en Aaltien Jansen
Kronemans) hun oom Hendrik Kroneman op
de Krone en Gosen Roelofs op Groot Wengelo. Voor het vaders goed
bewijst de moeder aan haar 3 kinderen 60 gulden.
deel 11 - f85 - 26 jul 1724
- Johan Hermen van Hemert toe den Kritenberg, Richter toe Wijhe. Hendrik op de Grote Krone en zijn vrouw Willemtjen Cornelis dragen over aan Hendrik Alberts Davenschot de helft van 2 morgen hooiland, uit Camphuis is dit de middelste kamp (de andere helft is eigendom van Steven op het Spant), gelegen in de buurtschap Herxen onder Wijhe, dit zoals is aangekocht van de Heer Bentink toe Bevervoorde.
deel 12 - f63 - 11 aug 1730
- Johan Hermen van Hemert toe den Kritenberg, Richter tot Wijhe. Verschenen zijn
als bruidegom Derck Hendriks op den Meij en als bruid Helena Bruins, zij
hierbij geassisteerd door haar oom Hendrik op de
Groote Croone. De bruid en de bruidegom brengen beiden al hun
goederen in. Winst en verlies zullen gelijkelijk over beiden worden
verdeeld. Overlijdt de bruidegom als eerste, zonder wettige erfgenamen na
te laten, dan krijgt de bruid de helft van de nalatenschap. Overlijdt de
bruid als eerste, zonder wettige erfgenamen na te laten, dan krijgt de
bruidegom de gehele nalatenschap. Bruid en bruidegom mogen elkaar bij
testament verder begunstigen.
deel 12 - f122 - 16 apr 1732
- Richter Johan Hermen van Hemert. Verschenen
is Jan Marsman, weduwnaar van Grietjen Willems. Tot mombers over zijn
onmondige kinderen (Willemina en Albertjen Jansen) worden benoemd hun oom
Jannes Berents en Hendrik op de Groote Croone.
Hij bewijst aan zijn onmondige kinderen voor hun moeders goed samen 100
Caroli gulden, 50 ellen vlassen hemddoek, de kleren (linnen en wol) van
de moeder, ieder een kist en een bed met toebehoren. De vader zal zijn
kinderen onderhouden tot hun 20ste jaar en hen laten leren lezen en
schrijven. De vader behoudt de goederen van de boedel met de lasten en
schulden. Indien een kind overlijdt gaat diens versterf naar de andere
kinderen.
Kantlijn
hierbij: Cessat 23 apr 1755 [de
voogdijschap is beëindigd].
deel
12 - f585 - 12 mrt 1744 - Gesubst. Richter
Reinder Willem van Hemert. Keurnoten Claas
Herms op 't Gans-Eij en Hermen op de Hagt. Verschenen zijn Hermannus
op de Grote Crone, Hendrik Westerkamp, Jan op de Lage Beecke [Legebeke],
en Arend op de Belt als boermeesters. Zij verzoeken de hengst van Jannes
op de Hoogebeeke aan te stellen als keurhengst, aangezien de keurhengst
van Jannes Derk Hendriks op den Groten Tikler het werk niet alleen aankan.
deel 14 - f105 - 19 jun 1751
- Joan Bannier, Verwalter Scholtus. Verschenen is
Adriana Waterhams, weduwe van Jacob Dwars, voor haar zelf en als moeder en
wettige voogdesse over haar kinderen (met authorisatie van de HoogWelGeb.
Gestr. Heer Verw. Landdrost van Zallant, met het request geprothocolleerd
d.d. 9 dec 1750 op f109), geassisteerd door Jan Huinink als haar momber. Zij
cedeert en transporteert aan Andries van Campen en Geesjen Dwars,
eheluiden, hun caterstede de Kleine Kroone,
gelegen in de buurtschap Wegterholt naast de
Groote Kroone.
deel 14 - f108 - 19 jun 1751
- Joan Bannier, Verwalter Scholtus. Verschenen is
Adriana Waterhams, weduwe van Jacob Dwars, voor haar zelf en als moeder en
wettige voogdesse over haar kinderen (met authorisatie van de HoogWelGeb.
Gestr. Heer Verw. Landdrost van Zallant, met het request geprothocolleerd
d.d. 9 dec 1750 op f109), geassisteerd door Jan Huinink als haar momber. Zij
cedeert en transporteert aan Hermannus Jansen
op de Groote Croone en zijn vrouw, een stuk land, genaamd het
Margriten Land, gelegen in de buurtschap Wegterholt, naast de landen van
de koper, Jan Dijkman en Meijbarg.
deel 14 - f117 - 20 jul 1751
- Bannier, Verw. Scholtus. Verschenen is
Jacomina van Enk, weduwe van Derk Overmars, ondertrouwde bruid van Hendrik
Sonnenberg. Tot mombers over haar 3 kinderen (Dina, Maria en Jan) in
voornoemd huwelijk verworven, worden benoemd Gerrit van Enk en Gerrit
Vervoorde. De moeder bewijst voor het vaders goed aan haar kinderen de
halfscheid van een stuk zaaiand, gesproten uit Tijs Plaets, gelegen achter
de Kroone onder het kerkdorp in het Gericht van Olst, en verder de
wederhelft daarvan in plaats van de inboedel van het huis. Indien een van de
kinderen mondig is geworden of trouwt, dan heeft comparante de keuze uit
te keren 500 Caroli gulden of de inboedel van het huis, zoals zij
tegenwoordig bezit. Verder zullen de kinderen genieten de halfscheid van
den Kremers Kamp, gelegen in den Enk, zijnde 3 akkers groot, en 1/4 part,
gesproten uit den Vos in den buurtschap Hengeveld, en dan nog 1/4 part van
een stuk land, genaamd de Touwschoove, gesproten uit het erve Vorwaerden. De comparante
belooft aan haar oudste en jongste dochter, indien zij mondig zijn geworden
of gaan trouwen, elk een bed met 2 kussens en een peluwe, of 50 gulden. Naar
keuze van de mombers krijgen zij 12 vlassen lakens, 12 dito kussenslopen, 12
servetten, een tafellaken en een zilveren lepel. Haar zoon Jan krijgt 20
hemden, 4 witte borstrokken, 6 netteldoekjes, alles van zijn vader
afkomstig, een doek 35 ellen lang, 2 gouden ducatons en een zilveren lepel.
Zij zal haar kinderen onderhouden en hen laten leren, wat zij voor hun
fatsoen nodig hebben.
deel 14 - f284 - 23 apr 1755
- Verw. Scholtus Bannier. Gecompareerd
zijn Willemina en Albertjen Jansen, kinderen van wijlen Jan Marsman en
Grietjen Willems, geassisteerd door Jan Huinink. Zij verklaren dat Hermannus
op de Groote Kroone en Jannes Berents aan hen hebben voldaan het
moederlijke goed, dat aan hen is bewezen bij de erfuiting van 19 mei 1732.
Zij bedanken de mombers.
[1] mombers zijn voogden, de eerst genoemde is dat namens de man, de tweede namens de vrouw. [2] bestemoeder = grootmoeder [3] Men rekende in (Carolus) guldens, stuivers en penningen. Eén gulden is 20 stuivers en 1 stuiver 16 penningen. [4] De meijer is de pachter/bewoner van de boerderij
|