|
|
Twee Doopsgezinde predikanten laatste wijziging zondag 09 februari 2014 De relatie van onderstaande Frederik Jaarsma naar één van de andere families is nog niet gevonden. Hij en zijn zoon Hermanus worden genoemd in o.a. een blog van de Zeeuwse bibliotheek:
Hulde aan Guépin. Bellamy was een bekende Vlissingse dichter, Jan
Guépin is vergeten. Geen straat of park is naar hem vernoemd en het boekje:
Hulde aan de nagedachtenis van wijlen Jan Guépin is het enige dat over hem
verschenen is. Toch een blog over Guépin vanwege de vele gedichten die
opgenomen zijn in de handschriftencollectie van de Zeeuwse Bibliotheek. Guépin
werd in 1715 in Vlissingen geboren. Zijn ouders waren Jacob (Jacques) Guépin
en Mary Attwel, Hugenoten die rond 1683 uit Frankrijk en Engeland gevlucht
waren. Jan was dus een tweede generatie asielzoeker. In het gezin spraken ze
Frans en hij schreef eerst Franse gedichten. Later streefde hij naar het
zuiver Nederlands en schreef in zijn jeugd punt- en klinkdichten. Hij zat op
de Latijnse school, samen met Hermanus Jaarsma
en Nicolaas Lambrechtsen. Herman Jaarsma
was de zoon van de Doopsgezinde dominee Jaarsma
en schreef ook gedichten. Nicolaas Lambrechtsen was lid van een bekende
Walcherse familie en verbonden met de collectie van het Zeeuws Genootschap.
Ook in "Mnemosyne, mengeling voor geschied- en letterkunde, volume 6", in 1819 geschreven door Mr. H.W. Tydeman en N.G. van Kampen, wordt Hermanus Jaarsma genoemd op de pagina's 182 t/m 188. In 1850 schrijven Jona Willem te Water en Samuel de Wind : "Aantekening betreffende Frederik Jaarsma". Daarin wordt beweerd dat Frederik in Holwerd geboren is.
I.1 Frederik JAARSMA, geboren ca 1680 te Leeuwarden, overleden op 18-01-1750 te Vlissingen. In zijn tijd als predikant van de Waterlandse 1) Doopsgezinde Gemeente in Leeuwarden raakt hij betrokken bij een strijd met sommige leden van zijn gemeente, die erop stonden dat de doop bij onderdompeling zou geschieden. Frederik vertrok in 1726 naar Vlissingen (attestatie van Leeuwarden 01-11-1726), waar hij diende tot zijn overlijden op 18-01-1750. Ondertrouwd op 08-03-1710 te Leeuwarden, gehuwd voor de kerk op 30-03-1710 te Leeuwarden (Nederduits Gereformerd). In de Galileeër kerk met Janke JOHANNES, geboren te Leeuwarden, overleden 1756-1763 te Leeuwarden, bij de Galileerkerk. Janke keert na het overlijden van haar man van Vlissingen terug naar Leeuwarden vlgs attestatie (Vlissingen) van de Weduwe van Frederik Jaarsma aan Leeuwarden 06-10-1751.Uit dit huwelijk: 1. Hermanus JAARSMA, geboren op 13-08-1716 te Vlissingen, overleden na 1783 te Emmerich?
Het is niet duidelijk hoe het kan dat Hermanus in Vlissingen is geboren (1716) en het Vlissingsche Gijmnasium c.q. de Latijnse School bezocht, terwijl zijn vader nog tot 1726 predikant in Leeuwarden is , In 1736 stichtten Jan Guépin, N.Lambrechtsen, P. de Beaufort en Hermanus Jaarsma de Rederijkkunstkamer te Vlissingen, "De klimmende Leeuwerik", die echter maar kort bestond. Heeft gestudeerd aan de universiteit Franeker en het Theologisch Seminarie te Amsterdam.De 30‑11‑1738 gedoopt en aangenomen in de Doopsgezinde Gemeente te Amsterdam: Hermanus Jaarsma; getuigen zijn Jacomijntje van Swieten (huisvrouw van Herman Brak) en Joost Kup Op 29-01-1742 vestigt hij zich te Gouda (Admissies voor (tijdelijke) vestiging 1727-1792 Gouda). Hij komt dan van Amsterdam. Diende de doopsgezinde gemeente van Gouda van 1740-1744 en die van Emmerich, in 't Hertogdom Kleve, van 1744-1783. Schrijft op 05-10-1768, als Emmerikse mennistenleraar, een brief aan Louw van Santen te leiden n.a.v. van Santens verzoek om gegevens voor een door hem te houden voordracht over toleratie (De Levensbode IV (1871)) Hij schrijft een 12-regelig gedicht bij een prent van Klaas de Vries (1716-1766), leraar der Doopsgezinden te Amsterdam. 1) Tijdens de Republiek der Zeven Provinciën (vanaf 1588) ontstonden vier hoofdrichtingen: Waterlanders, Friezen, Hoogduitsers en Vlamingen. De dopers werden, net als bijvoorbeeld de Joden en de katholieken “gedoogd”. Ze waren er wel maar ze mochten hun geloof niet zichtbaar uitoefenen. De kerkgebouwen zijn daarom een eind van de rooilijn van een straat of weg af gebouwd. Soms zelfs zijn ze helemaal niet zichtbaar omdat ze achter de huizen middenin een bouwblok staan |